De ‘navraagplicht’ in het wetsvoorstel plan van aanpak witwassen is onverstandig | Wwft

In het wetsvoorstel ‘plan van aanpak witwassen’ (bekend van het bancaire sleepnet) is een verplichting opgenomen voor Wwft-plichtigen om in ‘hoog risico’ situaties navraag te doen bij andere Wwft-plichtigen uit dezelfde categorie.

Naar mijn mening is dit een ongewenst voorstel, doordat het veel te ruim is en tot het onnodig opvragen van persoonsgegevens en andere vertrouwelijke gegevens zal leiden. Dit systeem zal leiden tot nog meer gegevensbeschermingsrisico’s voor burgers en is disproportioneel, omdat er zeer snel van hoog risico sprake is. Ik licht het hierna toe.

 

Toelichting

Nieuw artikel 3b
De navraagplicht is opgenomen in een nieuw artikel 3b van de Wet ter voorkoming van witwassen en financieren van terrorisme (Wwft) [1].

Wwft-plichtigen van dezelfde categorie
De verplichting zal gaan gelden voor alle ondernemingen die misdaad moeten bestrijden op grond van de Wwft en dat zijn er vele, zoals boekhouders, makelaars, belastingadviseurs, banken en domicilieverleners [2]. Gevolg van het voorstel is dat een notaris [3] navraag moet doen bij een andere notaris en een bank moet contact opnemen met een andere bank, enzovoorts.

Hoog risico is het al snel
Het probleem van het voorgestelde systeem is in de eerste plaats dat er zeer snel sprake is van hoog risico. Volgens het voorstel geldt de navraagplicht als:

a. de zakelijke relatie of transactie naar haar aard indicaties van een hoger risico op witwassen of financieren van terrorisme met zich brengt;
b. de risicofactoren, bedoeld in bijlage III bij de vierde anti-witwasrichtlijn, van toepassing zijn; of
c. de instelling het cliëntenonderzoek als bedoeld in artikel 8 verricht.

(met ‘de instelling’ wordt de Wwft-plichtige bedoeld).

Ad a. Naar de aard indicaties hoog risico
Dit is een vage omschrijving die in de praktijk zeer veel problemen zal opleveren en er toe kan leiden dat Wwft-plichtigen veiligheidshalve maar altijd navraag gaan doen. Er zijn geen algemeen bekend gemaakte en onderbouwde categorieën die aan deze kwalificatie voldoen.
De enige houvast die Wwft-plichtigen hebben, komt van de overheid, bijvoorbeeld De Nederlandsche Bank (DNB). DNB heeft een aantal categorieën entiteiten en activiteiten als hoog risico aanmerkt [4]. Deze hoog risico kwalificaties worden door DNB niet onderbouwd en zijn voor mensen van belang als zij betrokken zijn bij een organisatie (bijvoorbeeld als aandeelhouder of bestuurder) of als zij in bepaalde sectoren actief zijn (bijvoorbeeld de horeca). Het is een hoogst merkwaardige opsomming, waar een groot deel van het bedrijfsleven en overige organisaties tot hoog risico worden bestempeld.
Nog bonter maakt een compliancedienstverlener het in hun overzicht van ‘verhoogd risico Wwft’ [5] waarin de hele landbouw, de hele e-commerce, alle kappers en alle toeristenwinkels tot hoog risico worden verklaard. Als het waar is, is ongeveer iedereen hoog risico.

Ad b. Risicofactoren bijlage III AMLD4
De risicofactoren van bijlage III AMLD4 zijn zeer algemeen geformuleerd [6] terwijl een toelichting ontbreekt. De aanwezigheid van een risicofactor betekent echter niet dat de betreffende cliënt ook hoog risico is en ook niet dat er altijd aanvullend onderzoek moet worden ingesteld. Daartoe zou de nieuwe navraagplicht echter wel dwingen.

Ad c. Als verscherpt cliëntenonderzoek is voorgeschreven
Het verscherpte cliëntenonderzoek van artikel 8 Wwft vindt niet alleen plaats in situaties dat er daadwerkelijk hoog risico is.
Met name het cliëntenonderzoek naar politiek prominente personen (‘PEP’s’) [7] omvat een grote groep personen die in het geheel geen hoog risico zijn. Ten eerste is hoogst twijfelachtig dat er een verhoogd risico aanwezig is bij alle personen die in Nederland PEP zijn (binnenlandse PEP’s), zoals leden van de Tweede Kamer en de Eerste Kamer (de ‘primaire PEP’s’). Nog erger wordt het dat ook ouders, kinderen en levenspartner, alsmede ‘personen bekend als naaste geassocieerde‘ [8] van de binnenlandse PEP’s geacht worden hoog risico te zijn. Het begrip ‘naaste geassocieerde’ is zeer ruim, zo leidt de aanwezigheid van een PEP in een bestuur van een stichting er toe dat alle mede-bestuurders zelf ook ‘PEP’ zijn geworden en dus een hoog risico op witwassen en terrorismefinanciering zouden zijn.

Te ruim
Ik ben van mening dat de PEP-definitie veel te ruim is en dat ook andere vermeende hoog risico situaties in werkelijkheid geen hoog risico hoeven te zijn. Als er een navraagplicht zou komen, is ongewenst dat het begrip ‘hoog risico’ zo ruim is als thans omschreven.

Onderbouwing ontbreekt
Voorts ontbreekt in de memorie van toelichting een analyse die de noodzaak voor gegevensuitwisseling tussen alle Wwft-plichtigen onderbouwt. Voor een deel van de Wwft-plichtigen uit het mkb is het al moeilijk om überhaupt te begrijpen wat er van hen verlangd wordt en om de Wwft op een zorgvuldige en veilige wijze na te leven. De navraagplicht maakt dit nog lastiger. Daarbij speelt ook een rol dat een deel van de Wwft-plichtigen niet is gereguleerd en dat er een gebrekkige rechtsbescherming is als er iets mis gaat. Voorts zijn er veel hogere kosten aan verbonden dan in de memorie van toelichting wordt verondersteld.
Ik kan me voorstellen dat een navraagplicht of een alternatief nuttig is voor specifieke sectoren, waarbij te denken valt aan banken (omdat zij veel transacties zien) en notarissen (omdat zij aandelen- en vastgoedtransacties verzorgen). Maar ook bij notarissen is de vraag of een navraagplicht wel praktisch uitvoerbaar is [9].
Er zijn diverse alternatieven denkbaar. Zo kan ten aanzien van het notariaat worden gedacht aan een mogelijkheid om personen te verifiëren via Dienst Justis (met een nee/ja systeem). Uit de memorie van toelichting blijkt niet dat dergelijke alternatieven zijn onderzocht.

Mijn standpunt is dat er geen algemene navraagplicht dient te komen en dat – als er een afdoende onderbouwing zou zijn – de navraagplicht pas in de Wwft kan worden opgenomen als:

  • is nagegaan of er alternatieven zijn die minder belastend zijn voor de klanten en die minder risico’s voor de gegevensbescherming opleveren;
  • is nagegaan voor welke Wwft-plichtigen dit daadwerkelijk noodzakelijk is;
  • de navraagplicht alleen geldt voor specifiek aangewezen risico’s;
  • aangetoond wordt dat de burger er op vooruit gaat door de invoering van deze maatregel.

Maar er is nog meer aan te merken.

De tijdsbepaling ontbreekt
Het is niet afdoende dat in de memorie van toelichting wordt verwezen naar de bewaartermijn van de Wwft (vijf jaar na het beëindigen van de dienstverlening) aangezien een deel van de Wwft-plichtigen (onder meer in de financiële sector) doorlopende diensten verricht. Dit zou betekenen dat in sommige gevallen gegevens van twintig jaar geleden moeten worden opgediept.
In het kader van de dataminimalisatie als bedoeld in de AVG dient in artikel 3b een tijdsbepaling te worden opgenomen, bijvoorbeeld in de zin dat er alleen wordt gevraagd naar informatie van maximaal vijf jaar geleden.

Aanpassing van de reikwijdte hoort in de wet thuis
In artikel 3b lid 6 wordt nu voorgesteld dat bij algemene maatregel van bestuur de navraagplicht kan worden beperkt respectievelijk uitgebreid. Vanwege de grote consequenties voor de grondrechten, hoort dit onderwerp in de wet thuis en niet in een algemene maatregel van bestuur.

Informatieplicht dient beter te worden geregeld
De cliënt en alle betrokkenen (in de zin van de AVG) op wie de navraag betrekking heeft dienen vooraf te worden geïnformeerd over het risicoprofiel, over de gronden voor navraag en over de wijze van navraag.
Op dit moment hoeven overheidstoezichthouders en Wwft-plichtigen geen verantwoording af te leggen over het risicoprofiel dat aan cliënten en betrokkenen wordt toegekend. Het is dringend nodig dat die verantwoording wel wordt afgelegd, zodat de belanghebbenden weten waar zij aan toe zijn en zij verweer kunnen voeren.
Voorts laten Wwft-plichtigen meestal na om de betrokkenen te informeren over de persoonsgegevens die zij verwerken in het cliëntenonderzoek dat zij doen als de cliënt geen natuurlijke persoon is, terwijl dat wel door artikel 14 AVG wordt voorgeschreven [10]. Voorbeeld: als cliëntenonderzoek naar een besloten vennootschap wordt gedaan kunnen de betrokkenen bijvoorbeeld zijn:

• de statutair bestuurders;
• de natuurlijke personen die aandelen of certificaten in de bv houden (‘uiteindelijk belanghebbenden’);
• andere personen betrokken bij de bv (vooral relevant voor sanctieregelgeving).

In de praktijk krijgen deze mensen niet te horen dat er onderzoek naar hen is gedaan en op welke manier (bijvoorbeeld welke handelaren in persoonsgegevens zijn geraadpleegd). Hoewel handelaren in persoonsgegevens (datahandelaren) [11] de betrokkenen over de verwerking dienen te informeren, gebeurt dat in de praktijk niet. Ter voorkoming van fouten is het essentieel dat betrokkenen zowel door Wwft-plichtigen als door datahandelaren over de verwerking worden geïnformeerd.

Als de navraagplicht door zou gaan vind ik dat expliciet in de Wwft moet worden opgenomen dat de cliënt en alle betrokkenen vooraf over het vermeende risicoprofiel dienen te worden geïnformeerd, waarbij de Wwft-plichtige zorgt voor een adequate onderbouwing. De cliënt en de betrokkenen dienen door de Wwft-plichtige in staat te worden gesteld om commentaar te leveren op het vermeende risicoprofiel en dienen vooraf te worden geïnformeerd bij wie navraag wordt gedaan.

Het is belangrijk dat hier sprake is van transparantie en dat de Wwft-plichtige verantwoording aflegt. Voorts is rechtsbescherming gewenst, zie hierna.

Rechtsbescherming: onafhankelijke rechter en gespecialiseerde ombudsman nodig!
Bij ingrijpende bevoegdheden van Wwft-plichtigen, zoals de navraagplicht, hoort een volwassen onafhankelijke rechtsbescherming, die er voor kan zorgen dat Wwft-plichtigen schadelijk gedrag (waarmee Wwft-plichtigen denken de overheidstoezichthouder plezier te doen) achterwege laten. Die stimulans is er nu niet, wat er toe leidt dat alleen degenen die het kunnen betalen hun ‘recht’ kunnen halen bij de onafhankelijke rechter.

Het is hoog tijd om in de financiële sector een volwassen rechtsbescherming tot stand te brengen via de onafhankelijke rechter. Die rechter kan dan oordelen over onderwerpen als de kredietregistratie bij het Bureau Krediet Registratie (BKR), plaatsing op zwarte lijsten, en ook over alle witwasbestrijdingskwesties met alle soorten Wwft-plichtigen, zoals inzake het vermeende risicoprofiel en de wijze waarop de Wwft-plichtige het cliëntenonderzoek op grond van de Wwft uitvoert. Het Kifid heeft laten zien niet toegerust te zijn voor haar taak [12] en kan verdwijnen [13]. Verder is het dringend nodig dat er een onafhankelijke financiële ombudsman komt die ook bevoegd is bij alle witwasbestrijdingsgeschillen. Zowel consumenten als het midden- en kleinbedrijf moeten beroep kunnen doen op deze rechtsbescherming.

Geen goed idee
Naar mijn mening is is het onverstandig de navraagplicht volgens het huidige voorstel in te voeren en is het van belang dat er meer aandacht komt voor de grondrechten van burgers en midden- en kleinbedrijf. Deze en andere voorstellen in het wetsvoorstel zijn onvoldoende doordacht en onvoldoende onderbouwd.

 

Corien Prins:
fundamentele rechten gelden ook voor de witwasbestrijding

In dat verband herinner ik aan het artikel [14] dat Corien Prins, hoogleraar Recht en Informatisering schreef voor het Nederlands Juristenblad. Haar opmerkingen zijn ingegeven door de regelgeving inzake ubo-register en PEP’s, maar zijn ook voor de navraagplicht relevant. Zij maakt zich zorgen over de lucratieve handel in relatie tot de witwasbestrijding:

De lucratieve handel in gegevens benodigd voor het uitvoeren van talloze compliance-regels groeit als kool. Bedrijven gespecialiseerd in risicomanagement leveren tegen betaling geautomatiseerde checks en andere verrijkte diensten aan de hand van PEP-lijsten, UBO-gegevens, sanctielijsten maar ook het scannen van sociale media. Op de website van een van deze bedrijven valt te lezen: ‘Is hij of zij negatief in het nieuws geweest of is hij ooit failliet gegaan? Onze check maakt duidelijk of de desbetreffende persoon “ooit buiten zijn boekje is gegaan”.’

De ontwikkeling is een doorn in het oog van vele partijen. Niet alleen omdat er flink geld mee wordt verdiend en de zorgvuldigheid van de diensten te wensen overlaat. 

Zij besluit met de opmerking dat de advocaat-generaal bij het Europese Hof van Justitie “voorzichtig tegengas” geeft tegen de al jaren dominante benadering bij de aanpak van witwassen en terrorismefinanciering. Zij noemt het een benadering ingegeven vanuit abstracte zeggenschap in organisaties en type personen uitsluitend gericht op beheersing van risico’s en op verzamelen en delen van zoveel mogelijk (persoons)gegevens. Ze bepleit een andere aanpak:

Er lijkt ruimte voor een benadering ingegeven vanuit de menselijke maat en de vaststelling dat achter iedere abstracte organisatie of type beroep uiteindelijk individuen – kwetsbare mensen van vlees en bloed schuilgaan. De aanpak van witwassen en terrorismefinanciering is belangrijk. Maar niet tegen elke prijs. Fundamentele rechten gelden ook voor UBOs en PEPs en stellen zowel grenzen als voorwaarden aan openbaarheid van persoonsgegevens.

Het is hoog tijd dat er in de witwasbestrijdingsregelgeving meer aandacht komt voor de fundamentele rechten.

 

Noten

[1] De voorgestelde tekst:

Artikel 3b
1. Een instelling neemt redelijke maatregelen om te onderzoeken of een andere instelling van dezelfde categorie als bedoeld in artikel 1a diensten verleent, heeft verleend of heeft geweigerd aan de cliënt indien:
a. de zakelijke relatie of transactie naar haar aard indicaties van een hoger risico op witwassen of financieren van terrorisme met zich brengt;
b. de risicofactoren, bedoeld in bijlage III bij de vierde anti-witwasrichtlijn, van toepassing zijn; of
c. de instelling het cliëntenonderzoek als bedoeld in artikel 8 verricht.
2. Indien een andere instelling diensten verleent, heeft verleend of heeft geweigerd aan de cliënt, doet de instelling bij die andere instelling navraag naar geïdentificeerde risico’s op witwassen of het financieren van terrorisme.
3. Bij het doen van navraag als bedoeld in het tweede lid verstrekt de verzoekende instelling de documenten en gegevens ter identificatie van de cliënt:
a. als bedoeld in artikel 33, tweede lid, onderdeel a, onder 1° en 2°, indien de cliënt van de verzoekende instelling een natuurlijke persoon is;
b. als bedoeld in artikel 33, tweede lid, onderdeel c, onder 1°, 2° en 3°, indien de cliënt van de verzoekende instelling een vennootschap of andere juridische entiteit is.
4. Een instelling die een verzoek ontvangt als bedoeld in het tweede lid, informeert de verzoekende instelling onverwijld over de geïdentificeerde risico’s op witwassen of het financieren van terrorisme die hebben geleid tot het nemen van maatregelen om deze risico’s te beheersen, waaronder in ieder geval wordt begrepen het weigeren of beëindigen van dienstverlening.
5. Een instelling verstrekt, alvorens een zakelijke relatie aan te gaan, informatie aan een cliënt over de krachtens dit artikel op de instelling rustende verplichtingen met betrekking tot het verstrekken van informatie aan een andere instelling.
6. In aanvulling op het eerste lid kan bij algemene maatregel van bestuur worden bepaald dat het onderzoek, bedoeld in het eerste lid, zich beperkt tot specifieke instellingen binnen een afzonderlijke categorie als bedoeld in artikel 1a, of dat de onderzoeksplicht zich tevens uitstrekt tot instellingen van verschillende categorieën als bedoeld in artikel 1a, met uitzondering van instellingen bedoeld in artikel 1a, vierde lid, onderdelen c en d.
7. Ten behoeve van de naleving van de in dit artikel opgenomen verplichtingen, zijn de instellingen, bedoeld in artikel 1a, vierde lid, onderdeel c, niet gehouden aan de geheimhoudingsplicht, bedoeld in artikel 11a van de Advocatenwet en zijn de instellingen, bedoeld in artikel 1a, vierde lid, onderdeel d, niet gehouden aan de geheimhoudingsplicht in artikel 22 van de Wet op het notarisambt.

[2] Zie het overzicht ‘meldergroepen’ van FIU-Nederland, dat hier te vinden is.

[3] Notarissen zijn alleen Wwft-plichtig voor specifieke werkzaamheden, niet voor alles (zoals bijvoorbeeld bij administratiekantoren wel het geval is).

[4] Volgens het IRAP-formulier voor trustkantoren dat in het voorjaar van 2022 door DNB bekend is gemaakt zijn dit hoog risico sectoren:

Hoog risico wegens structuur of rechtsvorm (rubriek ‘Structuren*/eigenschappen doelvennootschappen’)

DNB noemt:

• Doelvennootschappen met private structuur**
• Doelvennootschappen met kwalificatie BFI
• Doelvennootschappen met > 5 lagen in de structuur***
• Doelvennootschappen dat onderdeel is van een structuur met één of meer nominee shareholders
• Doelvennootschappen waarbij sprake is van een structuur met één of meer commanditaire vennootschappen dan wel buitenlandse rechtspersonen die qua eigenschappen/kenmerken vergelijkbaar zijn met een Nederlandse commanditaire vennootschap.
• Doelvennootschappen die kwalificeren als coöperatie/coöperatieve vereniging
• Doelvennootschappen die onderdeel zijn van een structuur waarin één (of meer) (Angelsaksische) trust(s) is (zijn) opgenomen
• Doelvennootschappen die onderdeel zijn van een structuur waarin één (of meer) stichting(en) is (zijn) opgenomen
• Doelvennootschappen die zelf kwalificeren als stichting
• Doelvennootschappen met één (of meer) buitendirecteuren die alleen/zelfstandig bevoegd is (zijn)
• Doelvennootschappen waarbij sprake is van back-to-back**** leningen bij de doelvennootschap en/of haar deelneming(en)

Er hoort de volgende toelichting door DNB bij:

* Structuur: het gaat hierbij om de eigendomsstructuur en de formele zeggenschapsstructuur van de doelvennootschap, alsmede de relevante delen van de structuur van de groep waartoe de doelvennootschap behoort.
** Een private structuur is een structuur die (al dan niet middellijk) gehouden wordt door een of enkele natuurlijke personen, dan wel waar sprake is van feitelijke of bijzondere zeggenschap door een of enkele natuurlijke personen. Het betreft geen beursgenoteerde onderneming en geen staatsbedrijf.
*** NB: bij het bepalen van het aantal lagen dienen zowel de lagen onder als boven de doelvennootschap in acht te worden genomen (incl. de dv).
**** Een back-to-back lening is een kredietinstrument waarbij de kredietnemer geld of financiële instrumenten ter beschikking krijgt. De kredietverstrekker ontvangt daarvoor een zekerheid, direct of indirect, uit eigen liquide middelen van de kredietnemer bijvoorbeeld in de vorm van een deposito, garantiestelling of (in depot) ontvangen financiële waarden.

Hoog risico algemeen (rubriek ‘Doelvennootschappen algemeen’)

Hier worden door DNB genoemd:

• Doelvennootschappen gerelateerd aan vastgoed* (o.a.: projectontwikkeling, het doen van vastgoedtransacties, exploitatie van vastgoed)
• Doelvennootschappen waaraan ook een ander trustkantoor trustdiensten verleent
• Inactieve doelvennootschappen (> 1 jaar geen transactie/activiteit (anders dan instandhouding))

Toelichting DNB:

* Hierbij gaat het om de hoofdactiviteit van de structuur waar de doelvennootschap onderdeel van is.

Activiteiten in hoog risico sectoren

DNB geeft de volgende lijst:

• Grondstoffen, mineralen, mijnbouw
• Olie, gas, energie
• Militaire goederen/defensie
• Handelaren in edelmetalen
• Handelaren in losse diamanten
• Juweliers
• Handelaren in kunst
• Veilinghuizen
• Handelaren en/ of handelsplatformen en/of aanbieders van bewaarportemonnees in crypto’s
• Uitgevers van cryptotokens (uitgegeven via een Initial Coin Offering)
• Crowdfunding
• (Online) kansspelen
• Bouw, infrastructuur, offshore & dredging**
• Commercieel vastgoed
• Coffeeshops, growshops
• Profsport*
• Relaxbedrijven, prostitutie, adult industry (incl. internet)
• Religieuze instellingen & charitatieve instellingen (o.a. stichtingen)
• Transport, shipping
• Adviesdienstverlening, consultancy
• Intellectueel eigendom/patenten/royalty’s
• Money transfer organisaties en payment service providers
• Farmaceutische industrie
• Cash intensieve sectoren (bijv. taxi branch, car wash / parking / wasserettes)
• Schroothandel
• Autohandelaren
• Horeca
• Online shops
• Handel in luxe / waardevolle producten (leer / bont, antiek, vee)
• Telecom (belwinkels etc.)

Toelichting DNB:

* Het gaat om (o.a.) spelers, intermediairs, zaakwaarnemers, nationale en internationale bonden (zoals KNVB, FIFA, UCI en IOC), teams/clubs, en eigenaren van teams/clubs.
** (zee)kustgerelateerde bouw- en engineeringactiviteiten, baggeren en dreggen

[5] Het document van FBN is hier (zoals ik in mei 2022 heb aangetroffen) te vinden.

[6] Annex III bij de vierde Europese anti-witwasrichtlijn (laatste geconsolideerde versie) spreekt over:

ANNEX III

The following is a non-exhaustive list of factors and types of evidence of potentially higher risk referred to in Article 18(3):

(1) Customer risk factors:
(a) the business relationship is conducted in unusual circumstances;
(b) customers that are resident in geographical areas of higher risk as set out in point (3);
(c) legal persons or arrangements that are personal asset-holding vehicles;
(d) companies that have nominee shareholders or shares in bearer form;
(e) businesses that are cash-intensive;
(f) the ownership structure of the company appears unusual or excessively complex given the nature of the company’s business;
(g) customer is a third country national who applies for residence rights or citizenship in the Member State in exchange of capital transfers, purchase of property or government bonds, or investment in corporate entities in that Member State.

(2) Product, service, transaction or delivery channel risk factors:
(a) private banking;
(b) products or transactions that might favour anonymity;
(c) non-face-to-face business relationships or transactions, without certain safeguards, such as electronic identification means, relevant trust services as defined in Regulation (EU) No 910/2014 or any other secure, remote or electronic, identification process regulated, recognised, approved or accepted by the relevant national authorities;
(d) payment received from unknown or unassociated third parties;
(e) new products and new business practices, including new delivery mechanism, and the use of new or developing technologies for both new and pre-existing products;
(f) transactions related to oil, arms, precious metals, tobacco products, cultural artefacts and other items of archaeological, historical, cultural and religious importance, or of rare scientific value, as well as ivory and protected species.

(3) Geographical risk factors:
(a) without prejudice to Article 9, countries identified by credible sources, such as mutual evaluations, detailed assessment reports or published follow-up reports, as not having effective AML/CFT systems;
(b) countries identified by credible sources as having significant levels of corruption or other criminal activity;
(c) countries subject to sanctions, embargos or similar measures issued by, for example, the Union or the United Nations;
(d) countries providing funding or support for terrorist activities, or that have designated terrorist organisations operating within their country.

[7] Zie voor de definitie deze bepaling. Een overzicht van functies is op deze pagina te vinden.

[8] Lees over naaste geassocieerden: https://ellentimmer.com/2021/12/30/wwft-601/.

[9] Zoals door Henry Pot op LinkedIn wordt gesignaleerd, “Ik begrijp waar ze naar toe willen. Maar praktisch haalbaar? (…) Een cliënt zal niet zo snel aangeven dat hij bij (bijvoorbeeld) een notaris niet geaccepteerd is om compliance technische redenen. Om dit risico te mitigeren zou de notaris zijn ongeveer 1200 collega notarissen moeten contacten om te kijken of de potentiële cliënt al bij die notaris geprobeerd heeft een zakelijke relatie aan te gaan”.
NB Robert Sanders schreef voor het Advocatenblad nummer 9 van dit jaar een artikel waarin hij veel te licht denkt over de navraagplicht en ten onrechte zegt dat Wwft-plichtigen “bij uitstek” in staat zouden zijn om te beoordelen of een transactie past binnen het risicoprofiel van de cliënt (waarmee hij kritiekloos de memorie van toelichting volgt). Dat ‘hoog risico’ een ruime categorie is, signaleert hij al helemaal niet, en evenmin geeft hij aan wat de praktische uitvoerbaarheid is.

[10] Opvallend is dat in de memorie van toelichting zorgvuldig om deze verplichting wordt ‘heen’ geschreven.

[11] Er zijn diverse gespecialiseerde handelaren in persoonsgegevens ten behoeve van de criminaliteitsbestrijding, voorbeelden zijn WorldCheck en Experian.

[12] Het was een ernstige misslag van Kifid om de Nederlandse Accidental American in de uitspraak van 27 mei 2019 te veroordelen voor ‘valsheid in geschrifte’ (en ook anderszins stonden er ernstige onvolkomenheden in die uitspraak). Gelukkig voor de Nederlander heeft de kort geding rechter in de uitspraak van 23 december 2020 de valsheid in geschrifte meteen van tafel geveegd. De rechtbank in de bodemzaak oordeelde vervolgens op 29 december 2021 ook op andere punten anders dan de kort geding rechter (nieuwsbericht, uitspraak).

[13] Niet voor niets dringt lid van de Tweede Kamer Alkaya aan op wijzigingen bij Kifid, zie dossier 35727, maar ik denk dat dit niet voldoende is.

[14] Prominente juristen: privacy en de strijd tegen witwassen, Corien Prins, 1 september 2022.

 

 


Aanvulling 10 november 2022, 19:10 uur
Ybo Buruma publiceerde in juni 2022 het artikel Wensdenken over witwassen en afpakken op de NJB site. Hij bekritiseert de aanpak van de verantwoordelijke ministeries (Financiën en Veiligheid):

Het opzetten van een enorm systeem om witwassen op het spoor te komen en dan niet eens te kijken en te gebruiken wat dat systeem heeft opgeleverd is eigenlijk nog erger dan wensdenken – het is een onverschilligheid die het in potentie nuttige werk van duizenden hard werkende mensen zinloos maakt. En het wensdenken dat spreekt uit het steevast te veel beloven aan inkomsten uit ontneming van crimineel geld is onverschillig voor de werkelijkheid van armoedzaaiers, pechvogels en multiprobleemtypes die de wereld van het strafrecht meer bevolken dan Godfathers en Netflixboeven bij wie echt iets is af te pakken.

Aanvulling 16 november 2022
[1] Aangezien FBN het overzicht waar ik naar verwijs in noot [5] heeft verwijderd, heb ik vandaag op die plaats het overzicht gezet, dat ik in mei van dit jaar op hun site aantrof en waarover ik dit blog heb geschreven. De passage in de noot heb ik aangevuld.

[2] Laura Pietersen van De Bont Advocaten kopte op 15 november jl. ‘Plan van aanpak witwassen? U bedoelt Plan van uitsluiting financieel systeem!‘ en besteedt vooral aandacht aan de navraagplicht. Zij eindigt met:

En waar leidt dit nu toe? Met de invoering van de navraagplicht wordt beoogd de toegang tot het (financiële) stelsel voor (rechts)personen met een verhoogd witwasrisico (nog) moeilijker te maken. Voor de instelling leidt deze nieuwe verplichting tot hogere administratieve lasten en risico’s op handhaving door de overheid met als mogelijk gevolg dat hoog risico klanten (nog meer) zullen worden geweerd dan nu al het geval is. De bonafide ondernemers met een hoog risico lopen daarmee een nog grotere kans door instellingen te worden geweigerd of opgezegd. Het Plan van aanpak witwassen lijkt dan in feite te kunnen resulteren in een steeds verdere uitsluiting van het (financiële) systeem.

Jammer dat zij niet meer aandacht besteedt aan de ruime betekenis van ‘hoog risico’ en ook geen kanttekeningen bij de praktische uitvoerbaarheid zet.

Aanvulling 8 december 2022
De uitspraak van het Europese Hof (zie het persbericht), zou ook voor de beoordeling van de gerechtvaardigdheid van de navraagplicht relevant kunnen zijn.

Over Ellen Timmer

Weblog: https://ellentimmer.com/ ||| Microblog: https://mastodon.nl/@ellent ||| Motto: goede bedoelingen rechtvaardigen geen slechte regels
Dit bericht werd geplaatst in Bankrekening krijgen en behouden, Dienstverlening - juridisch financieel [advocaten, accountants, belastingadviseurs e.d.], Financieel recht, onder meer Wft, Wtt, Fraude, witwasbestrijding, Wwft, Grondrechten, Sanctieregels en getagged met , , , , , , , , , , , , , , , , , , . Maak dit favoriet permalink.

Een reactie op De ‘navraagplicht’ in het wetsvoorstel plan van aanpak witwassen is onverstandig | Wwft

  1. r grootveld zegt:

    Voor mij, vennoot van een klein administratiekantoor, is dit niet te doen. Ten eerste weet ik niet wanneer ik geacht wordt actie te ondernemen. Wat zijn de criteria? Mocht ik dat wel weten, moet ik dan in geval van twijfel navraag doen bij alle kantoren waar iemand ooit klant is geweest? Uitbesteden is voor mij geen optie. Dat gaat te duur worden. De klant laten betalen zorgt niet bepaald voor een goede relatie om mee te beginnen. Dus blijft alleen afwijzen van de klandizie over.
    Gelukkig zijn we aan het afbouwen en is dit voor ons niet urgent. Maar onder deze omstandigheden zou ik mij wel meerdere keren bedenken voor ik een administratiekantoor zou beginnen. Het gevolg zal zijn dat ook de kleine middenstanders straks gedwongen worden om hun administratie uit te besteden aan een dure accountant.

Geef een reactie

Vul je gegevens in of klik op een icoon om in te loggen.

WordPress.com logo

Je reageert onder je WordPress.com account. Log uit /  Bijwerken )

Twitter-afbeelding

Je reageert onder je Twitter account. Log uit /  Bijwerken )

Facebook foto

Je reageert onder je Facebook account. Log uit /  Bijwerken )

Verbinden met %s