Medio april 2022 informeerde de minister van Financiën de Tweede Kamer over de stand van zaken rond het ubo-register. Dit is het register waarmee onnodig de privacy en cybersecurity wordt geschonden van ‘uiteindelijk belanghebbenden’ (ubo’s), een begrip met een veel ruime reikwijdte.
Mantra
Uiteraard wordt het bekende en onjuiste mantra over het nut van het register herhaald:
Het register zorgt voor transparantie over de uiteindelijke belanghebbenden achter juridische entiteiten. Dit helpt voorkomen dat criminelen juridische entiteiten kunnen gebruiken om buiten het zicht van autoriteiten en maatschappelijke organisaties te blijven. Het UBO-register is daarmee een belangrijk middel tegen witwassen en financieren van terrorisme.
Voorts pretendeert men ten onrechte dat met het register oneerlijke concurrentie door fraudeurs en andere criminelen wordt bestreden.
Onbegrijpelijk dat dit voor zoete koek wordt geslikt door het parlement. Men verschuilt zich achter door de overheid gefinancierde not-for-profit organisaties, zoals in:
Zo hebben in 2021 meer dan 700 ondertekenaars vanuit maatschappelijke organisaties, de wetenschap en journalistiek een oproep gedaan aan de Verenigde Naties om over te gaan tot invoering van openbare UBO-registers.
De burgeropsporing wil graag aan de slag met volledig openbare registers. Naar organisaties die de belangen van burgers behartigen, zoals organisaties van familiebedrijven en privacy organisaties, wordt niet geluisterd. De veiligheid van burgers wordt onnodig opgeofferd.
Velen hebben zich niet ingeschreven
Veel van degenen die zich hadden moeten inschrijven, hebben dat nog niet gedaan. Zo begrijpen bestuurders van not-for-profit organisaties niet waarom zij als bestuurder van een school of een ziekenhuis zich moeten inschrijven als ‘ubo’, wat logisch is, ik schreef er al eerder over (onder meer 1, 2). De registratie door stichtingen en verenigingen blijft daardoor achter (circa 19% en circa 17%).
De minister schrijft:
Op 27 maart 2022 waren van 673.963 juridische entiteiten de UBO’s geregistreerd. Dat betreft circa 37,7 procent van het totaal aantal registratieplichtige juridische entiteiten. Van de juridische entiteiten die onder de overgangstermijn van 18 maanden vielen, had 29,1 procent de UBO’s ingeschreven. De entiteiten die na 27 maart zijn opgericht dienden meteen bij oprichting de UBO’s in te schrijven. Belangrijke kanttekening hierbij is dat de werkvoorraad van de KVK hierin nog niet is meegeteld. Dit betreft juridische entiteiten die wel opgave hebben gedaan, maar waarvan de opgave nog niet is verwerkt. Op 27 maart waren er nog 323.340 opgaven die beoordeeld moesten worden. Deze opgaven worden als tijdig gezien en niet betrokken in de handhaving. (…) Na verwerking van deze opgaven, rekening houdend met een percentage afkeur vanwege foutieve opgaven, is de prognose dat circa 52 procent van alle juridische entiteiten uiterlijk 27 maart de UBO’s heeft geregistreerd.
De minister is niet bereid de handhaving uit te stellen en legt de eerder aangenomen motie naast zich neer [1]. Wel gaat men focussen op die juridische entiteiten waar de risico’s op witwassen en financieren van terrorisme het hoogst zijn. Welke entiteiten dit betreft wordt door de minister niet nader toegelicht.
Dienstweigering
Een groot aantal ondernemingen moet de diensten weigeren als de klant niet is ingeschreven in het ubo-register. Over deze problematiek is eerder contact geweest met onder meer notarissenorganisatie KNB. Het lijkt er op dat de minister door middel van deze brief ook mededeling doet aan de overige Wwft-plichtigen [2]. De minister legt uit wanneer Wwft-plichtigen hun diensten niet hoeven te weigeren:
Om te voorkomen dat een langere verwerkingstijd leidt tot verstoring van dienstverlening door meldingsplichtige instellingen aan nieuwe cliënten, geldt in ieder geval tot 1 september 2022 het volgende. In het geval dat een juridische entiteit de opgave heeft gedaan, maar deze nog niet is verwerkt, kan de meldingsplichtige instelling volstaan met de vaststelling dat de opgave is gedaan, met de uitleg van de cliënt welke UBO-gegevens en onderliggende documentatie daarbij zijn opgegeven. Dat de opgave is gedaan kan vastgesteld worden aan de hand van de bevestigingsmail van de KVK. Daarbij dient de cliënt de meldingsplichtige instelling te informeren zodra de registratie is voltooid. De meldingsplichtige instelling blijft uiteraard altijd – ongeacht of een juridische entiteit wel of niet (tijdig) aan de registratieplicht heeft voldaan – verantwoordelijk voor het cliëntenonderzoek, waaronder het adequaat vaststellen van de UBO’s. Wij zullen de verwerkingstijden monitoren en over deze maatregel in contact blijven met meldingsplichtige instellingen en toezichthouders.
Ten aanzien van de bovengenoemde terugmeldplicht geldt dat als in het UBO-register in het geheel geen UBO-gegevens staan geregistreerd, er geen sprake is van een discrepantie tussen gegevens in het UBO-register en de gegevens waar de meldingsplichtige instelling of bevoegde autoriteit over beschikt. Dat betekent dat geen terugmelding hoeft te worden gedaan. Bovendien ontbreekt de meerwaarde van het terugmelden dan, omdat het feit dat in het geheel geen UBO-registratie is gedaan bij KVK bekend is.
Daarbij verzuimt de minister te vermelden dat de Kamer van Koophandel alleen een bevestigingsmail stuurt bij elektronische opgave. Als de registratie van de ubo via een papieren formulier wordt verricht stuurt de Kamer van Koophandel merkwaardig genoeg geen ontvangstbevestiging.
Pseudo-ubo
In de brief wordt gemeld dat bij ubo-uittreksels van stichtingen die Algemeen Nut Beogende Instelling (ANBI) zijn een met de de Samenwerkende Brancheorganisaties Filantropie (SBF) afgestemde toelichting wordt gegeven. Waarom dit niet gebeurt bij andere not-for-profit organisaties zoals scholen, wordt niet uitgelegd. Het lijkt er op dat ANBI’s door een goede lobby een betere behandeling krijgen dan andere not-for-profits.
Inzage door ubo’s
Ubo’s kunnen inzage vragen in het ubo-register, al krijgen zij niet de persoonsgegevens van degene die hebben ingezien (hoogst merkwaardig), waarmee de minister meent te voldoen aan de conclusie van Advocaat-Generaal Pitruzzella van het Europese Hof van Justitie.
Noten
[1] De minister schrijft dat de motie wordt uitgevoerd, maar dat is naar mijn mening niet het geval.
[2] Bekijk het overzicht bij FIU-Nederland.