Het blijft verbazen dat de Europese wetgever een groot aantal mensen met officiële functies, zoals alle leden van de Tweede Kamer, alsmede hun ouders en kinderen, heeft aangewezen als per definitie een hoog risico op corruptie en andere vormen van criminaliteit (de zgn. ‘politiek prominente personen’ of PEP’s).
Een en ander terwijl er zeer veel anderen een mogelijk groter risico lopen.
Zie bijvoorbeeld het artikel bij de NOS, dat begin met:
Het Openbaar Ministerie en de Rijksrecherche zijn bezorgd over criminelen die ambtenaren omkopen voor hulp bij hun criminele activiteiten. Steeds vaker zit de zware georganiseerde misdaad achter zaken rondom ambtelijke corruptie.
Overigens geloof ik er niets van dat dit nieuw is.
Onbeantwoorde vragen
Wordt het niet eens tijd om alle ambtenaren als ‘PEP’ aan te wijzen? Of doen we dat toch maar niet omdat de private criminaliteitsbestrijding (‘witwasbestrijding’) dan helemaal vastloopt.
Zou het misschien geld- en tijdverspilling zijn om energie te steken in al die mensen die nu PEP zijn, zoals de leden van de Tweede Kamer, hun ouders en hun kinderen? Of mogen we het daar niet over hebben omdat de bedenksels van FATF heilig zijn?
Ik blijf met onbeantwoorde vragen zitten, vragen die ik al vele jaren heb.


Ik denk: als je eenmaal begint met dit soort profileren, dan is het einde zoek. Omdat je steeds weer nieuwe mogelijke kwetsbaarheden tegen gaat komen. Dus moet je stofkam steeds fijner worden. Tor ten slotte duidelijk zal zijn dat we allemaal wel een of ander risico vormen. Ondertussen breidt de bureaucratie steeds verder uit. Gezegend zijn we!