Op 11 april jl. werden door het minister van Financiën vragen uit de Tweede Kamer beantwoord over de criminalisering van not-for-profit organisaties in de witwasbestrijding. In vragen 3 tot en met 5 wordt gevraagd waarop is gebaseerd dat not-for-profit organisaties een criminaliteitsrisico zijn, waarop een nietszeggend antwoord komt waaruit blijkt dat er geen grondslag is voor de veronderstelling. Er worden alleen hoogst twijfelachtige conclusies gedebiteerd, zo schrijft het minister van Financiën:
In de NRA terrorismefinanciering zijn onder andere charitatieve, religieuze en educatieve stichtingen of andere rechtsvormen geïdentificeerd als hoog risico.
Een onderbouwing van dat zogenaamde hoge risico ontbreekt volledig (ook in de onwetenschappelijke NRA terrorismefinanciering). De door het ministerie beschreven gevolgen en de door private ondernemingen te nemen maatregelen om criminaliteit (‘witwassen’) op te sporen zijn eveneens bizar.
Zo veronderstelt het ministerie dat een bank aan de donatiebetalingen aan een charitatieve instelling een risicoprofiel kan toekennen. Voorbeeld:
Indien betalingen op de bankrekening van de charitatieve instelling niet overeenkomen met het risicoprofiel van de charitatieve instelling kan de bank nader onderzoek doen naar de herkomst van de middelen. Hoe de bank dit moet doen is niet voorgeschreven. In de regel zal de bank contact opnemen met de charitatieve instelling voor een toelichting.
De bank kent in dit citaat de herkomst van de middelen van de charitatieve instelling, immers de bank kan zien wie er donaties aan de instelling doen.
Het maakt duidelijk dat de mensen aan de tekentafels van de criminaliteitsbestrijding de relatie met de werkelijkheid totaal zijn verloren.