De privatisering van de criminaliteitsbestrijding met onder meer het verwijzingsportaal bankgegevens en het ubo-register komen ook in beeld bij Europese plannen om het insolventierecht te wijzigen, zo kan worden afgeleid uit de fiche over de Richtlijn materieel insolventierecht. Uit de fiche blijkt dat faillissementscuratoren toegang moeten krijgen tot vermogensregisters, ubo-registers en het bankregister (in Nederland verwijzingsportaal bankgegevens geheten) (blauwe markering door mij):
Het richtlijnvoorstel beoogt er allereerst voor te zorgen dat de uitkering aan schuldeisers van een insolvente onderneming zo groot mogelijk is. Daartoe bevat het voorstel maatregelen om de opbrengst die gerealiseerd kan worden bij het te gelde maken van het vermogen van een insolvente schuldenaar die een onderneming drijft (de boedel), te maximaliseren. Deze maatregelen zien er in de eerste plaats op dat de lidstaten ervoor moeten zorgen dat insolventiefunctionarissen (in Nederland is dat in faillissement de curator) bepaalde handelingen van de schuldenaar die nadelig zijn geweest voor de schuldeisers, ongedaan kunnen maken (de zogenaamde faillissementspauliana). Daarnaast moeten gerechten en curatoren bankrekeningenregisters, het Ultimate Beneficial Owners-register hierna: het UBO-register) en nationale vermogensregisters (bijvoorbeeld het openbaar register betreffende registergoederen bij het Kadaster) kunnen doorzoeken om te achterhalen waar bepaalde vermogensbestanddelen, zoals onroerend goed en bankrekeningen zich bevinden.
Het ubo-register zal geen informatie opleveren over vermogensbestanddelen van een insolvente entiteit, zodat de vermelding van dat register raadselachtig is. Het Nederlandse standpunt:
Het kabinet kan titel III over het opsporen van vermogensbestanddelen die tot de boedel behoren in het algemeen steunen. Bredere toegang tot bankrekeningenregisters (het Verwijzingsportaal Bankgegevens), het UBO-register en nationale vermogensregisters kan daarbij wenselijk zijn, omdat dit de curator helpt om de omvang van de boedel te maximaliseren. Op een aantal punten behoeft de gekozen uitwerking bijstelling. Zo is het kabinet kritisch over de keuze die in de regeling is gemaakt om aangewezen gerechten op verzoek van de curator het Verwijzingsportaal Bankgegevens te laten doorzoeken om vermogensbestanddelen op te sporen. Dit is een taak die niet goed aansluit bij de bestaande taken van de (civiele) rechter en zou bovendien leiden tot een aanzienlijke toename van de werklast van de rechtspraak. Het lijkt logischer om deze taak bij de curator of een buitenlandse insolventiefunctionaris te beleggen, onder toezicht van de rechter-commissaris. Ten aanzien van het UBO-register zal het kabinet de Commissie vragen hoe zij de verhouding ziet met de uitspraak van het HvJEU waaruit volgt dat het UBO-register niet meer openbaar voor een ieder en niet meer breed toegankelijk is. Hoewel het kabinet de inhoud van deze titel kan steunen, lijkt dit richtlijnvoorstel niet de meest geschikte plek om dit onderwerp te regelen. Het kabinet zal nadere toelichting vragen over waarom deze titel niet wordt opgenomen in de nieuwe anti-witwasrichtlijn. Zowel het UBO-register als het Verwijzingsportaal Bankgegevens worden in die richtlijn vernieuwd. Onafhankelijk van waar dit onderwerp uiteindelijk wordt geregeld, is het wenselijk om op te nemen op welke wijze lidstaten invulling moeten geven aan de door de Algemene verordening gegevensbescherming (AVG) vereiste waarborgen en grondslagen.
Andere wijzigingen betreffen onder meer het vergemakkelijken van de positie van curator en/of overheid door niet te eisen dat betrokkenen wetenschap van benadeling hadden. Dan komen we uit bij het instrumentarium van de luie wetgever (kleurloos opzet, bewijslastomkering, Wet Damocles):
Het kabinet steunt de doelstelling achter titel II van het richtlijnvoorstel waarin een regeling is opgenomen op basis waarvan de curator de bevoegdheid krijgt om bepaalde handelingen van de gefailleerde schuldenaar die nadelig zijn geweest voor de schuldeisers ongedaan te maken (de faillissementspauliana). Duidelijkheid over wanneer een rechtshandeling in aanloop naar faillissement al dan niet geldig is kan zekerheid opleveren voor investeerders en schuldeisers. Deze titel sluit grotendeels aan bij de Nederlandse faillissementspauliana. De voorgestelde regeling kan een verbetering betekenen voor de Nederlandse praktijk, omdat bij bepaalde rechtshandelingen het wetenschapscriterium niet geldt.
Er worden veel regelgevende consequenties verwacht:
Implementatie van het voorstel kan plaatsvinden door een aanpassing van de Faillissementswet en Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek. Ook moet de wetgeving ten aanzien van het UBO-register en het Verwijzingsportaal Bankgegevens worden aangepast. Vanwege de gedetailleerdheid van het richtlijnvoorstel zal het gaan om een behoorlijk grote wetgevingsoperatie. Voor een deel past het richtlijnvoorstel al binnen de kaders van de Faillissementswet. Het voorstel gaat gedeeltelijk uit van minimumharmonisatie en laat daar de ruimte om verdergaande regels te stellen of te handhaven. Door de gedetailleerdheid van het richtlijnvoorstel is die ruimte wel beperkt.