In het onlangs ingediende wetsvoorstel inzake het ubo-register (zie de eerdere post) zitten twee opmerkelijke elementen die in de eerder gehouden consultatie niet aan bod zijn geweest. Het betreft:
- Een verplichting tot inschrijving van personenvennootschappen en rederijen die naar Nederlands recht zijn opgericht en die geen onderneming in Nederland exploiteren.
- Een verplichting voor alle Nederlandse stichtingen om degenen aan wie ‘uitkeringen’ worden gedaan te registreren.
Personenvennootschappen met een onderneming buiten Nederland
Voorgesteld wordt om artikel 5 van de Handelsregisterwet 2007 als volgt te wijzigen (zie artikel I sub C voorstel):
Aan artikel 5 wordt, onder vervanging van de punt aan het slot van onderdeel e door een puntkomma, een onderdeel toegevoegd, luidende:
f. een onderneming die niet in Nederland is gevestigd en die toebehoort aan een in Nederland opgerichte maatschap, vennootschap onder firma, commanditaire vennootschap of rederij.
Dit heeft tot gevolg dat deze groep (personenvennootschappen en rederijen) verplicht zijn hun uiteindelijk belanghebbenden bij het Nederlandse handelsregister te registreren.
De memorie van toelichting verschaft geen informatie over dit voorstel. Allereerst is raadselachtig waarom oprichting in Nederland relevant zou zijn. Dat betekent immers niet automatisch dat Nederlands recht van toepassing is. Bovendien kan ik me voorstellen dat personenvennootschappen op enig moment een andere rechtskeuze doen. Dan is oprichting in Nederland al helemaal niet belangrijk meer.
De enige reden die ik kan bedenken voor dit voorstel (maar het staat nergens) is dat dit een ‘gat’ zou zijn in de Europese ubo-verplichtingen. Anders gezegd: als een in Duitsland gevestigde personenvennootschap die naar Nederlands recht is opgericht, zich daar niet in het ubo-register zou hoeven in te schrijven, betekent dat incompleetheid van de Europese ubo-registers.
Mij lijkt dat er alle reden is voor een betere toelichting op dit voorstel dan nu in de memorie van toelichting is opgenomen.
De uitkerende stichting
Al even raadselachtig is het artikel dat aan boek 2 BW het volgende moet worden toegevoegd:
Na artikel 289 van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek wordt een artikel ingevoegd, luidende:
Artikel 290
1. Het bestuur van de stichting houdt een register bij waarin de namen en adressen van alle personen worden opgenomen aan wie een uitkering is gedaan die niet meer bedraagt dan 25 procent van het voor uitkering vatbare bedrag in een bepaald boekjaar, alsmede het bedrag van de uitkering en de datum waarop deze uitkering is gedaan.
2. Het register wordt regelmatig bijgehouden.
Het moet van de OECD
In de memorie van toelichting wordt gezegd dat het ‘moet’ van de OECD, onder verwijzing naar een rapport uit 2011. Dat rapport lijkt door misbruiksituaties te zijn geïnspireerd. Misschien is het nuttig om de OECD eens voor te lichten over de stichting naar Nederlands recht, aangezien de informatie uit het rapport een incompleet beeld geeft. Niet alle Nederlandse stichtingen zijn Panama Paper stichtingen. In Nederland zijn er zeer veel nette not-for-profit stichtingen die zich bezighouden met filantropie, het beheren van scholen en de exploitatie van ziekenhuizen.
In het het OECD rapport uit 2011 wordt gezegd dat de aanbevelingen uit het rapport geen betrekking hebben op de reguliere not-for-profit. De memorie van toelichting zegt daar echter niets over en beperkt de reikwijdte van de verplichting niet tot Panama Paper stichtingen.
Niet gedefinieerde begrippen
Nog erger is dat in het voorgestelde artikel 290 begrippen worden gebruikt die het stichtingenrecht niet kent:
- Het begrip ‘uitkering‘ komt in het stichtingenrecht niet voor. Doet een stichting-ziekenhuis uitkeringen aan de patiënten en betekent de nieuwe regel dat de patiënten in een register moeten worden opgenomen? Doet een stichting-universiteit uitkeringen aan studenten en moeten alle studenten in het register worden opgenomen?
- Ook ‘het voor uitkering vatbare bedrag‘ komt in het stichtingenrecht evenmin voor. Wat betekent het?
- Wordt met ‘personen‘ aan wie uitkeringen worden gedaan gedoeld op natuurlijke personen. Het staat er niet, zodat in het register ook anderen dan natuurlijke personen moeten worden opgenomen.
Nederlandse stichtingen zijn niet in het leven geroepen om uitkeringen te doen, uitzonderingen daargelaten (zoals pensioenfondsen). (Misschien dat dit bij buitenlandse stichtingen wel het geval is.)
Administratieplicht
Tot slot rijst de vraag hoe het artikel zich verhoudt tot de algemene administratieplicht die iedere stichting heeft op grond van het Burgerlijk Wetboek. Mij lijkt dat voor zover stichtingen uitkeringen doen (lijkt me vnl. iets voor pensioenfondsen) de gegevens al op grond van de algemene administratieplicht dienen te worden vastgelegd. Dat lijkt me afdoende. Misschien kan de Nederlandse overheid hier de OECD helpen het licht te te vinden.
Tot slot
Er is alle reden om de indieners van het wetsvoorstel intensief te bevragen over de achtergrond van dit wetsvoorstel. Wellicht kunnen de relevante OECD rapporten ook als kamerstuk worden ingebracht, zodat belanghebbenden de inhoud van die rapporten van commentaar kunnen voorzien.
Dit artikel is ook op het ondernemingsrechtweblog verschenen.