’t Hart constateert in zijn artikel voor Tijdschrift voor Financieel Recht dat de Nederlandse witwasbestrijding leidt tot uitsluiting van burgers en organisaties, zoals nu in de banksector duidelijk zichtbaar is. Dit wordt ‘de-risking’ genoemd.
Hij besluit met de opmerking dat witwasbestrijding een overheidstaak is en dat gewenst is dat diezelfde overheid er voor zorgt dat witwasbestrijdingsplichtigen – zoals banken – niet worden bewogen tot maatschappelijk onbetamelijk gedrag (te weten de-risking) :
De tweede kritische opmerking is dat niet uit het oog mag worden verloren dat de bestrijding van witwassen een inspanningsverplichting is die niet alleen een disproportionele belasting voor financiële ondernemingen is geworden maar ook van oudsher een overheidstaak is. Bedacht moet worden dat er sprake is van een ‘stapeling’ van strafbaarheidsstellingen: het uitvoeren van criminele activiteiten is een misdrijf, witwassen is sinds eind 2001 zelfstandig strafbaar (gronddelict is niet vereist) en het niet toereikend bestrijden van witwassen door de Wwft niet afdoende na te leven is ook een misdrijf (economisch delict). In de oproep van diverse stakeholders – waaronder DNB en Ministeries zelf – om te komen tot een intensievere samenwerking, onder andere door meer informatie uit te wisselen, weerklinkt het besef dat witwasbestrijding een publiek-private aangelegenheid is. Dat vraagt om een terughoudende vervolging van de poortwachter, hetgeen tot een vermindering van de ongewenste effecten van de-risking leidt.
Het is hoog tijd dat De Nederlandsche Bank (DNB), de witwasbestrijdingstoezichthouder van de banken, op komt voor de belangen van de klanten van de banken.