De Wet ter voorkoming van witwassen en financieren van terrorisme (Wwft) schrijft voor dat Wwft-plichtige ondernemers, zoals banken, accountants en notarissen, cliëntenonderzoek instellen naar hun cliënten. Dat kunnen ook publiekrechtelijke rechtspersonen (gemeente, provincie, waterschap, Nederlandse staat) zijn.
In de tot 25 juli 2018 geldende tekst van artikel 6 van de Wwft (vereenvoudigd cliëntenonderzoek) stond nog een uitzondering voor onder meer Nederlandse overheidsinstanties. Als gevolg van de wijzigingen vanwege de 4e Europese anti-witwasrichtlijn (AMLD4) is de Wwft ingrijpend gewijzigd en is de uitzondering voor overheidsinstanties komen te vervallen.
In de huidige Wwft is het vereenvoudigd cliëntenonderzoek door de wijziging van artikel 6 de facto verdwenen omdat een vereenvoudigd onderzoek alleen mogelijk is als de zakelijke relatie of transactie aantoonbaar een laag risico op witwassen of financieren van terrorisme met zich brengt. Dat is bij overheidsorganisaties uiteraard niet het geval. Zij zijn hoog risico wat een gevolg is van het feit dat veel van de uiteindelijk belanghebbenden van publiekrechtelijke rechtspersonen politiek prominente personen (PEPs) zijn (zoals ministers bij de Nederlandse staat).
De ubo van de gemeente
Het ontbreken van een uitzondering voor het ubo-onderzoek bij publiekrechtelijke rechtspersonen, heeft tot gevolg dat publiekrechtelijke rechtspersonen een compleet cliëntenonderzoek overeenkomstig artikel 3 Wwft moeten ondergaan, met inbegrip van identificatie van de “uiteindelijk belanghebbende” (ubo) van de overheidsorganisatie en verificatie van de identiteit van de ubo (artikel 3 lid 2 sub b. Wwft).
Een verschil met privaatrechtelijke rechtspersonen is dat de ubo’s van de publiekrechtelijke rechtspersonen niet in het ubo-register behoeven te worden ingeschreven. Dat is een gevolg van de nieuwe artikelen 10a en verder Wwft (nog niet in werking), waarin is bepaald dat de verplichting tot registreren van de eigen ubo’s alleen rust op aangewezen privaatrechtelijke entiteiten, zoals kapitaalvennootschappen, stichtingen en personenvennootschappen.
De verplichting om een uiteindelijk belanghebbende vast stellen is van toepassing op alle publiekrechtelijke rechtspersonen, zoals de Staat, de provincies, de gemeenten en andere lichamen waaraan krachtens de Grondwet verordenende bevoegdheid is toegekend. Dat betekent dat de bank en de accountant die diensten verlenen aan de Staat of aan een provincie de uiteindelijk belanghebbenden van die overheidsorganisaties dienen vast te stellen en te verifiëren.
Tot slot
Interessante bezighouderij, is het minste dat je hier van kan zeggen.
Ik vertrouw er op dat Wwft-plichtigen die publiekrechtelijke rechtspersonen als klant hebben, zich plichtsgetrouw en zonder kritische vragen te stellen van hun taken kwijten.
NB Sommige overheidsorganisaties hebben een privaatrechtelijke rechtsvorm, dus daar geldt geen uitzondering op de registratieplicht. De Stichting Autoriteit Financiële Markten (AFM) is een stichting, dus ik neem aan dat daar volgens de regelen der kunst de ubo zal worden vastgesteld. Zou dat daar de Minister-President zijn? Of de Minister van Financiën?
Aanvulling 10 maart 2020
De laatste volzin van de derde alinea heb ik aangepast, omdat veel publiekrechtelijke rechtspersonen PEPs als ubo hebben, zodat zij hoog-risico-cliënten voor Wwft-plichtigen zijn.
Een notaris reageerde gisteren omstreeks 21 uur op mijn bericht met het volgende:
Daarna schreef hij:
Mijn reactie op het commentaar van deze notaris:
het staat mij bij dat in de parlementaire geschiedenis en in de leidraad van het Ministerie van Financiën staat dat het lagere risico moet worden aangetoond. Ik heb momenteel geen tijd om dit uit te zoeken.
Misschien dat een van de lezers van het blog hier helderheid kan verschaffen.