Op 17 oktober jl. is het besluit tot wijziging van het Uitvoeringsbesluit Wwft 2018 [*] in het Staatsblad verschenen met het volgende artikel:
Het Besluit van 9 september 2019 tot wijziging van het Uitvoeringsbesluit Wwft 2018 in verband met het vervallen van de objectieve indicator derde-hoogrisicolanden (Stb. 2019, 310) treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin dit besluit wordt geplaatst.
[*] Officieel: “Besluit van 4 oktober 2019 tot vaststelling van het tijdstip van inwerkingtreding van het Besluit van 9 september 2019 tot wijziging van het Uitvoeringsbesluit Wwft 2018 in verband met het vervallen van de objectieve indicator derde-hoogrisicolanden (Stb. 2019, 310)“.
Aanvulling 25 oktober 2019
De KNB schreef over het bovenstaande:
Objectieve landenindicator Wwft vervallen
24-10-2019De objectieve landenindicator Wwft is met ingang van 18 oktober komen te vervallen. Transacties waarbij derde-hoogrisicolanden zijn betrokken, hoeven niet meer altijd verplicht gemeld te worden bij de FIU.
Bij de implementatie van de vierde anti-witwasrichtlijn werd de objectieve landenindicator in het Uitvoeringsbesluit Wwft 2018 opgenomen. In de praktijk bleek dat het aantal meldingen daardoor significant steeg, maar dat dit niet bijdroeg aan het doen van kwalitatief goede meldingen door de meldplichtige instellingen. Het grootste deel van deze meldingen hield geen verband met witwassen of financieren van terrorisme.Potentieel risico
Het schrappen van de objectieve indicator betekent niet dat transacties die verband houden met derde-hoogrisicolanden helemaal niet meer hoeven te worden gemeld. Transacties waarbij hoog-risicolanden zijn betrokken, brengen een potentieel hoger risico met zich mee. In die gevallen is er aanleiding voor verscherpt onderzoek. Transacties die aanleiding geven om te veronderstellen dat het om witwassen of financieren van terrorisme kan gaan, moeten worden gemeld op grond van de subjectieve indicator in de Wwft.