De Wet ter voorkoming van witwassen en financieren van terrorisme (Wwft) is een voorbeeld van een ‘one-size-fits-all’ wet waarmee kleine ondernemers en de grootbanken met dezelfde verplichtingen worden opgezadeld.
In dat one-size-fits-all-denken passen de vragen die leden van de Tweede Kamer hebben gesteld over een ‘format’ voor de informatie die moet worden opgevraagd in het cliëntenonderzoek op grond van de Wwft. In bijlage I bij de brief over uitvoering toezeggingen op het terrein van de financiële markten najaar 2018 gaat het ministerie van financiën op deze vraag in:
Betreft: de minister gaat in gesprek met DNB over een format voor de informatie die moet worden opgevraagd in het cliëntenonderzoek.
Vindplaats: plenaire behandeling van Implementatiewet AMLD 4 d.d. 21 februari 2018 (Handelingen II, TK 2017/2018, nr. 55, item 23).
Reactie: op grond van de Wet ter voorkoming van witwassen en financieren van terrorisme (Wwft) dienen Wwft-instellingen, zoals banken, andere financiële ondernemingen en diverse aangewezen beroepsgroepen, cliëntenonderzoek te verrichten om te voorkomen dat hun dienstverlening wordt gebruikt voor witwassen of terrorismefinanciering. Er is met DNB gesproken over een door DNB op te stellen format dat door Wwft-instellingen gebruikt zou kunnen worden bij het opvragen van informatie in het kader van het cliëntenonderzoek.
In overleg met DNB is tot de conclusie gekomen dat een dergelijk uniform, vooraf vastgesteld format niet ter beschikking kan worden gesteld aan Wwft-instellingen. De Wwft verplicht instellingen om cliëntenonderzoek te verrichten en dit op een risicogebaseerde wijze vorm te geven. Die risicogebaseerde benadering vloeit voort uit aanbevelingen van de Financial Action Task Force (FATF) en de Europese vierde anti-witwasrichtlijn. De instelling moet op basis hiervan op de hoogte zijn van technieken van witwassen en financieren van terrorisme, actuele ontwikkelingen alsmede risico indicatoren, en die kennis verwerken in beleid en risicogebaseerde procedures en maatregelen. Een vooraf vastgesteld format voor het cliëntenonderzoek is niet in lijn met die benadering. Instellingen dienen hun cliëntenonderzoek af te stemmen op de risicogevoeligheid voor witwassen of financiering van terrorisme van het type cliënt, zakelijke relatie, product of transactie. Op basis van de risicogevoeligheid dient een instelling te bepalen hoe verstrekkend de maatregelen zijn die deze instelling moet nemen in het kader van het cliëntenonderzoek. Dit alles stelt de eigen verantwoordelijkheid van de instelling voorop.
DNB zal, net als de overige Wwft-toezichthouders en de Rijksoverheid, een leidraad ter beschikking stelt aan Wwft-instellingen waarmee die instellingen handvatten worden geboden bij de naleving van hun verplichtingen uit de Wwft. Ook enkele branche- of beroepsorganisaties hebben in dit kader richtsnoeren opgesteld en geven hierover voorlichting.
De computer van het minister van financiën heeft een voorspelbaar antwoord gegeven op de gestelde vraag. Het ministerie geeft voorts aan dat men voornemens is de informatie-chaos op het gebied van de Wwft-voorlichting te handhaven.
Informatie-chaos
Al eerder schreef ik dat het Bureau Financieel Toezicht met het uitbrengen van de leidraden en de bijlagen, een bijdrage heeft geleverd aan de informatie-chaos die op het gebied van de bestrijding van witwassen en terrorismefinanciering bestaat, en meldde ik dat mijn artikelen uit 2015 en 2016 nog volledig actueel zijn.
Op 15 oktober jl. schreef ik nog aan de dovemansoren van de overheid: “Het is onbegrijpelijk dat de Wwft-voorlichting niet op één plaats bij elkaar wordt gebracht met een database met alle landenlijstjes en andere relevante informatie“.