Op 3 september jl. was er een commissiedebat van de commissie voor Financiën van de Tweede Kamer over bestrijding witwassen en terrorismefinanciering. Inmiddels is er een voorlopig verslag beschikbaar [1]. In deze vergadering is de minister van Financiën uitgebreid aan het woord geweest over de geprivatiseerde misdaadbestrijding (bestrijding van witwassen en terrorismefinanciering) en over de komende Europese regels die medio 2027 in werking treden.
Daarbij valt op dat de leden van de Tweede Kamer niet goed op de hoogte zijn van de materie [2], waardoor het onder meer nodig was dat de minister duidelijk maakte dat kapperszaken ten onrechte in het verdachtenbankje zijn geplaatst [3]. Overigens zullen de makers van ‘indicatoren en typologieën’ ook aan de slag moeten met de onjuiste beschuldiging aan het adres van kappers, misschien kunnen zij dat ook doen met alle andere door hen verdacht verklaarde bedrijfstypen.
De minister erkent dat het in de geprivatiseerde misdaadbestrijding ernstig is mis gegaan en dat er grote maatschappelijke schade is opgetreden. Hij meent dit te kunnen oplossen door ‘lastenluwe’ implementatie van de nieuwe Europese regels en door het bevorderen van de risicogebaseerde werkwijze van de bedrijven die overheidstaken moeten uitvoeren.
Jammer genoeg ontbreekt dat Nederland niet meer over de lastenluwheid van de antiwitwasregels gaat. Voor dat onderwerp zullen we ons tot de Commissie en tot AMLA moeten wenden.
Noten:
[2] Bijvoorbeeld blijkend uit een passage als “Voor zover bekend zijn er in sectoren zoals de verzekeringssector en de notariële sector nog geen of slechts beperkte afspraken en richtlijnen voor poortwachters.“.
[3] Dat blijkt uit een recent uitgebracht WODC-rapport.

