Het Bureau Financieel Toezicht (BFT) is geëvalueerd door KWINK groep, die zich ‘Onderzoeks- en adviesbureau voor maatschappelijke vraagstukken‘ noemt. De evaluatieperiode is 2018-2022. Het rapport is hier te vinden.
Bij het onderzoek is heeft het bureau vooral gekeken naar interne en overheidsinformatie. De beleving van ondernemingen onder toezicht (zoals boekhoudkantoren) zijn niet onderzocht, er is alleen contact met beroeps- en brancheorganisaties geweest [1].
BFT houdt zich zowel bezig met toezicht op de Wwft-naleving door accountants, notarissen en niet gereguleerde boekhoudkantoren en juridisch adviseurs, als met ander toezicht op notarissen en deurwaarders. Een groot deel van deze ondernemingen behoort tot het midden- en kleinbedrijf. De specifieke kenmerken van naleving van wet- en regelgeving door het midden- en kleinbedrijf en de inherente beperkingen daaraan worden niet aan de orde gesteld.
Risicobewustzijn
Op pagina 15 is een merkwaardige bevinding van FATF te vinden inzake de Wwft-toezichthouders van DNFBP’s:
De Financial Action Task Force (FATF) concludeerde in 2022 dat het risicobewustzijn bij de Wwft-toezichthouders van DNFBP’s (Designated NonFinancial Businesses and Professions), waaronder het BFT, minder goed is ontwikkeld. Het toezicht is bovendien over het algemeen reactief en, als gevolg van gebrek aan middelen, beperkt.
Dat levert kritiek op van BFT, als volgt in het rapport weergegeven:
Het BFT nuanceert de conclusie van de FATF. Het BFT geeft aan dat de Wwft-doelgroep relatief groot, divers en bovendien deels niet gereguleerd is. Hierdoor is de doelgroep moeilijker te bereiken dan bij DNB en de AFM die toezicht houden op gereguleerde sectoren. Daarnaast houdt het BFT bij de Wwftplichtigen, met uitzondering van het notariaat, alleen toezicht op de Wwft, waardoor het BFT geen volledige informatiepositie heeft.
Het maakt duidelijk dat de rapportages van FATF met de nodige aandacht moeten worden bekeken, aangezien de FATF-rapporteurs zich kennelijk onvoldoende in de nationale situaties verdiepen.
Opsporen rotte appels
Ook het rotte appel-onderwerp heeft geleid tot kritiek van BFT richting onderzoeksbureau. Er wordt beweerd dat BFT onvoldoende achter rotte appels aan zou zitten (een gemakzuchtige veronderstelling die ik in andere varianten vaker hoor), waarop de BFT-reactie als volgt wordt vermeld [2]:
Het BFT plaats hierbij een kanttekening. Dat in een ondermijningszaak een notaris in beeld is, wil volgens het BFT niet automatisch zeggen dat hij bewust of onbewust heeft gefaciliteerd c.q. daarmee een ‘rotte appel’ is. ‘Een foute cliënt maakt nog geen foute notaris’.
Een gelijksoortig onderwerp is het lage aantal aangiften door BFT:
Ook hierbij plaats het BFT een kanttekening, namelijk dat op basis van het lage aantal aangiften van strafbare feiten geen conclusies kunnen worden getrokken over het al dan niet in beeld hebben van ‘rotte appels’.
Die gemakzucht in het misdaadbestrijdingsdenken is ongezond en een gevaar voor de samenleving.
Data delen met de beroeps- en brancheorganisaties
De juistheid van de gegevens die beroeps- en brancheorganisaties over de onder toezicht staande ondernemingen hebben, gaat heel belangrijk worden als BFT de gewenste volledige toegang tot die gegevens krijgt [3]. Hoe zinvol die data zijn als het gaat om ondernemingen uit het midden- en kleinbedrijf, wordt niet vermeld.
Data delen met de opsporing
Ook het data delen met de opsporing komt aan de orde [4], zonder dat wordt vermeld waarom BFT toegang tot die informatie zou moeten hebben. BFT is immers geen opsporinginstantie maar een toezichthouder.
‘Preventie’
Bij het woord ‘preventie’ zou ik denken aan het voorkomen van criminaliteit (een van de officiële doelstellingen van de witwasbestrijding). In het rapport blijkt het woord gebruikt voor het bevorderen van normconform gedrag [5]. Ik blijf het bijzonder vinden dat in dit soort rapporten niet de focus ligt op het bereiken van de doelen van de wetgeving, bijvoorbeeld in de witwasbestrijding het voorkomen en signaleren van criminaliteit en in de notarisregels een hoge kwaliteit van de notarisdienstverlening.
Uitvoerbaarheid en bereiken doelen
In het rapport is vrijwel niets te vinden over de uitvoerbaarheid van de regelgeving voor de ondernemingen onder BFT-toezicht [6]. Ik vind dat dit een aandachtspunt voor zowel BFT als voor het bureau dat BFT evalueert had moeten zijn.
Zijn de doelen bereikt?
Opvallend aan het rapport is dat uitsluitend binnen het systeem wordt gedacht met voorspelbare onderwerpen. De diversiteit van de populatie van ondernemingen komt minimaal aan bod. Dit soort systeemdenken is een gevaar voor de samenleving en kan er toe leiden dat contact met de werkelijkheid verdwijnt. Gevolg van het systeemdenken is dat de conclusies [7] teleurstellend zijn.
Het is jammer dat uit het rapport niet blijkt of het toezicht door BFT er toe heeft geleid dat er meer criminaliteit is voorkomen en gesignaleerd door de Wwft-plichtigen en of de kwaliteit van de diensten van notarissen en deurwaarders is toegenomen (in het belang van de rechtszekerheid e.d.).
Noten
[1] Pagina 8: “Externe interviews. We voerden negentien (groeps)gesprekken met externe stakeholders. Stakeholders met uiteenlopende perspectieven namen deel aan deze gesprekken, waaronder ministeries, beroeps- en brancheorganisaties, medetoezichthouders en ketenpartners.” Op pagina 47 zijn vermeld:

[2] Pagina 21.
[3] Pagina 16 tweede kolom.
[4] Zie pagina 16 tweede kolom: “Om te beginnen ervaart het BFT juridische belemmeringen bij het delen van of toegang krijgen tot bepaalde bruikbare informatie. In de evaluatieperiode zijn met verschillende partijen, zoals de AFM en het Financieel Expertise Centrum (FEC), afspraken gemaakt over informatiedeling. (…) Een ander voorbeeld is dat het BFT nog steeds geen inzage heeft in het Register elektronische registratie van notariële akten onder beheer van de Belastingdienst.“. Wat moet BFT daar mee?
[5] Pagina 19, “Preventie draait om het bevorderen van normconform gedrag.“. Zie ook de tweede kolom van pagina 20.
[6] Indirect valt het wel onder de op pagina 38 (paragraaf 7.4) genoemde reflectieve functie.
[7] Pagina 40 e.v.

