Al eerder heb ik op dit blog geschreven over de merkwaardige teksten die mensen van de opsporing produceren [*], teksten die behulpzaam zouden moeten zijn voor zowel de opsporing als voor witwasbestrijdingsplichtigen. FIU Nederland schreef onlangs over hun indicatoren- en typologieënactiviteiten: Typologieën formuleren is echt een breinkraker.
Door het gebruik van de begrippen ‘indicatoren’ en ‘typologieën’ wordt een indruk van wetenschappelijkheid en zekerheid gewekt, terwijl daarvan in werkelijkheid geen sprake is [**]. Ook de Vaklunch auteurs (het is niet zichtbaar wie het artikel geschreven is) signaleren de onvolkomenheden van het indicatoren- en typologieëndenken van de opsporing:
Deze nieuwe lijst roept de nodige vragen op. Zo betreft de tweede categorie in het overzicht de feiten van algemene bekendheid. Deze worden door het AMLC omschreven als “feiten die iedereen geacht wordt te kennen”. Het AMLC neemt feiten van algemene bekendheid op in zijn lijst als die als zodanig zijn gekwalificeerd door een rechter. Dit vraagt wat ons betreft om nuancering. (…)
Kan op basis van deze jurisprudentie steeds gesteld worden dat het gaat om feiten waarvan het zonneklaar is dat die van algemene bekendheid zijn? Onzes inziens niet.
Dit is een artikel van strafrecht mensen, maar voor iedereen die met de private misdaadbestrijding (Wwft) te maken heeft, is het ook relevant.
De indicatoren en typologieën zijn ongetwijfeld goed bedoeld, maar of de praktijk er iets aan heeft is de vraag.
Ik adviseer de beleidsmakers in Den Haag om met de witwasindicatoren en -typologieën op te houden en het slimmer aan te gaan pakken, zo lang het nog kan (want binnenkort gaat de Europese antiwitwasautoriteit AMLA de witwasindicatoren en -typologieën vaststellen).
[*] Lees onder meer: AMLC maakt nieuw document met ‘witwasindicatoren’ bekend, 20 maart 2024; De ‘rode vlaggen’ van het AMLC die geen vlaggen zijn en ook niet rood | ‘Misbruik van rechtsvormen’, 13 oktober 2022; Weer een lijstje van witwaskenmerken, 16 april 2020 en in 2018 Ondermaatse Egmont Groep publicatie de wereld in geslingerd.
[**] In 2020 schreef ik over het door Mara Wesseling en Marieke de Goede geschreven rapport onder de titel “Beleid Bestrijding Terrorismefinanciering – Effectiviteit en Effecten (2013-2016)“, waarin zij signaleren dat ondanks de wetenschappelijke kritiek op de gedachte dat terrorismefinanciering te herkennen zou zijn aan kenmerken en typologieën, de betrokken overheidsinstanties doorgaan op het spoor van analyse van transacties in de veronderstelling dat terrorismefinanciering herkenbaar zou zijn.

