Afgang van het Openbaar Ministerie in de zaak van de Haagse wethouder

De rechtbank van Rotterdam maakte in een uitspraak van 21 april jl. korte metten met de veronderstelling van het Openbaar Ministerie (OM) dat twee wethouders zich aan corruptie schuldig zouden hebben gemaakt. Lees de uitspraak om te zien hoe weinig enthousiast de rechtbank is.

De samenvatting op rechtspraak.nl luidt:

De ondernemers in deze zaak hebben partijdonaties van (alles bij elkaar) €100.659,33 aan de politieke partij Hart voor Den Haag gedaan. Een eerste constatering in de zaak was dat deze partijdonaties op zichzelf géén gift zijn aan de ambtenaren, maar een gift aan de politieke partij. Via de partijdonaties is er misschien wel iets van niet-geldelijke waarde van de ondernemers doorgesijpeld naar de ambtenaren. Een goed gefinancierde verkiezingscampagne leidt wellicht tot meer bekendheid, status en trotse gevoelens. Deze doorgesijpelde waarde is niet te begroten, laat staan dat kan worden vastgesteld dat de waarde substantieel was. Met de beste wil van de wereld kan niet worden vastgesteld dat, en zo ja, in hoeverre, de positie van de ambtenaren één op één door de partijdonaties is verbeterd.

Uit de partijdonaties kan geen kwade bedoeling van de gevers worden afgeleid. Sterker nog: een partijdonatie wordt in principe juist gedaan met simpel gezegd een goede bedoeling.

Tegen deze achtergrond moest de achterkant van de tenlastegelegde ambtelijke omkopingen wel héél evident wijzen op een kwade bedoeling van de gever(s). Een uitgebreide bespreking van alle ten laste gelegde tegenprestaties heeft het beeld echter niet doen kantelen en van kwade bedoelingen van de ondernemers is dus geen sprake geweest.

 

Op twitter is de Haagse Insider terecht vernietigend, hij vindt dat de top van het OM moet aftreden:

 

 

Veroordeeld door de media
In vervolgtweets laat de Insider weten dat dit een zeldzaam grote blamage voor het OM is en dat het OM het leven van deze wethouder kapot heeft gemaakt, “In de publieke opinie leek hij feitelijk soms al veroordeeld“. Het geeft aan hoe voorzichtig er moet worden omgegaan met alle opgeblazen corruptie- en witwasverhalen die soms (ook door de media) in de wereld worden gebracht. Want ja, voorzichtige en nauwkeurige berichtgeving is niet vet genoeg om nieuws te zijn.

Kwaliteit Openbaar Ministerie
Intussen is het te hopen dat het Openbaar Ministerie zorgt voor de verhoging van de kwaliteit in dit soort zaken, zodat echte corruptie kan worden aangepakt en geen dure tijd wordt verspild, zoals in de zaak van deze wethouder is gebeurd.

 


Aanvullingen

Aanvulling 20 juni 2023
Het OM lijkt zijn lesje niet te hebben geleerd uit de duidelijke uitspraak. Op de site van de NOS verscheen ‘OM zet hoger beroep tegen Richard de Mos gedeeltelijk door‘ (19 juni 2023).

Aanvulling 18 april 2024
Bericht OM van 12 maart 2024: OM eist voorwaardelijke celstraffen tegen Haagse oud-wethouders en ondernemers voor omkoping en schending ambtsgeheim. Bericht van de NOS: Eis tegen De Mos in hoger beroep: werkstraf en voorwaardelijke celstraf.

Aanvulling 6 september 2024

In hoger beroep is de vrijspraak bevestigd, op één onderdeel (schending ambtsgeheim) na. Van de corruptiebeschuldiging is niets overgebleven. Zie onder meer 2.4:

Op grond van de hiervoor genoemde feiten en omstandigheden in onderling verband en samenhang bezien acht het hof aannemelijk dat de verdachte er vanuit kon gaan dat [medeverdachte 2] de stortingen deed met de bedoeling om de Partij te steunen. Het past in een democratie om de politieke partij waarmee je affiniteit hebt zodanig te willen steunen dat de partij de middelen heeft om zichzelf bij een groot publiek bekend te maken en om het (in jouw ogen) juiste beleid te ontwikkelen en uit te voeren. Het hof acht aannemelijk dat [medeverdachte 2] de boottochten met lunches deed om een gezellige dag te hebben.

Het hof is van oordeel dat niet wettig en overtuigend kan worden bewezen dat de verdachte wist of redelijkerwijs vermoedde of moest vermoeden dat er met de stortingen (daarnaast) sprake was van een doel om een ‘speciale relatie’ op te bouwen met de verdachte en/of [medeverdachte 1] of om een voorkeursbehandeling van hen te verkrijgen of dat de giften werden gedaan ten gevolge of naar aanleiding daarvan.

Evenmin kan wettig en overtuigend bewezen worden dat de verdachte wist of redelijkerwijs vermoedde of moest vermoeden dat [medeverdachte 2] de boottochten met lunches betaalde om een ‘speciale relatie’ op te bouwen met de verdachte of om een voorkeursbehandeling van hem te verkrijgen of dat deze giften werden gedaan ten gevolge of naar aanleiding daarvan.

Voorts acht het hof op grond van de hiervoor genoemde feiten en omstandigheden in onderling verband en samenhang bezien aannemelijk dat [medeverdachte 4] en [medeverdachte 3] de giften deden met de bedoeling om de website en promotie van de Partij mogelijk te maken en zo de ideeën van de Partij ingang te laten vinden. Zoals hiervoor overwogen past het in een democratie om de politieke partij waarmee je affiniteit hebt (al dan niet mede uit eigen belang) bekendheid te geven. Daarbij hoort ook dat een burger, tevens ondernemer, hoopt dat het beleid van een partij die hij steunt in de toekomst kan worden uitgevoerd. Dat [medeverdachte 4] en [medeverdachte 3] vervolgens later via de gekozen politici daadwerkelijk (met name door deelname aan een klankbordgroep en lidmaatschap van de partij) invloed kregen en hun ideeën (en ook hun eigen vastgoedbelangen) rechtstreeks bij de Partij, de verdachte en [medeverdachte 1] kon inbrengen – en dus niet meer alles ‘langs de zijlijn hoefde af te wachten’ (zoals [medeverdachte 4] het verwoordde) – is geen wettig en overtuigend bewijs dat deze giften als omkopingsmiddelen bedoeld waren. Een dergelijke stem en inbreng past binnen een democratisch proces waarin alle geledingen uit de maatschappij (ook de vastgoedsector) kunnen worden gehoord. Dat er (daarnaast) sprake was van een doel om een zodanige relatie op te bouwen dat de verdachte en/of [medeverdachte 1] niet meer neutraal, vrij, onbevooroordeeld, onafhankelijk en objectief jegens hen (of hun medeverdachte) kon(den) beslissen of om een voorkeursbehandeling te verkrijgen (in weerwil van alle voornoemde omstandigheden rondom de giften, ook in onderling verband en samenhang bezien) kan naar het oordeel van het hof niet wettig en overtuigend worden bewezen. Gelet op hetgeen het hof hiervoor heeft overwogen hoefde de verdachte dit ook niet te vermoeden.
Evenmin kan wettig en overtuigend bewezen worden dat de verdachte wist of redelijkerwijs vermoedde of moest vermoeden dat [medeverdachte 3] heeft geholpen met het regelen van een bouwkraan om een ‘speciale relatie’ op te bouwen met de verdachte of om een voorkeursbehandeling van hem te verkrijgen of dat deze giften werden gedaan ten gevolge of naar aanleiding daarvan.
Het hof is van oordeel dat ook op basis van de overige door het Openbaar Ministerie aangevoerde feiten en omstandigheden dan wel de overige inhoud van het dossier het tenlastegelegde niet wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard.

Onbekend's avatar

About Ellen Timmer

Weblog: https://ellentimmer.com/ ||| Microblog: https://mastodon.nl/@ellent ||| Motto: goede bedoelingen rechtvaardigen geen slechte regels
Dit bericht werd geplaatst in Financieel recht, onder meer Wft, Wtt, Fraude, witwasbestrijding, Wwft, Grondrechten, Strafrecht en getagd met , , , . Maak de permalink favoriet.

Plaats een reactie