Soms lijkt het er op dat de overheid in de veronderstelling leeft dat regels wel voor burgers gelden en niet voor de overheid zelf. Vooral in de misdaadbestrijding speelt dit een rol: opsporingsinstanties vinden grondrechten, zoals databeschermingsrechten en het verschoningsrecht van de advocaat, ‘lastig’.
Deze thematiek was onderwerp van een uitspraak van de Rechtbank Oost-Brabant van 22 maart jl. Onder meer constateerde de Rechtbank dat de opsporingsdiensten niet conform het bepaalde in de toepasselijke regeling (de Handleiding) hebben gehandeld inzake geheimhouderinformatie (communicatie met de advocaat). Bijvoorbeeld:
- de geheimhouderinformatie is niet in een gesloten enveloppe aan de medewerker geheimhouders overhandigd maar medewerkers van het opsporingsteam hebben de beschikking gehad over alle gegevens (inclusief (mogelijke) geheimhouderinformatie);
- in de werkkopie is actief gezocht naar vermoedelijke geheimhouderinformatie;
- de medewerker geheimhouders was niet (volledig) op de hoogte van de reikwijdte van het verschoningsrecht.
Er was dus geen sprake van een incident, maar van het structureel negeren van de regels. De veroordeling is pittig:
5.3. verbiedt de Staat om, indien ten tijde van de uitoefening van de in artikel 126ng/126ug Sv bedoelde bevoegdheid in een strafrechtelijk onderzoek aan de Staat bekend is dat [eisers] dan wel één of meerderen van hen als advocaat betrokken is/zijn, gebruik te maken van die bevoegdheid voor zover het betreft gegevens die mededelingen bevatten als bedoeld in artikel 126aa, lid 2, eerste volzin van Sv, tenzij de betrokken advocaat hier toestemming voor heeft gegeven, dan wel de rechter heeft beslist dat het bezwaar van de advocaat tegen de kennisneming van deze mededelingen ongegrond is;
5.4. gebiedt de Staat om in de gevallen waarin gebruik is/wordt gemaakt van de opsporingsbevoegdheid als bedoeld in artikel 126ng/ug Sv, en waarin, nadat van die bevoegdheid gebruik is gemaakt, blijkt dat [eisers] dan wel één of meerderen van hen betrokken is/zijn als advocaat, ervoor zorg te dragen dat gehandeld wordt met in achtneming van het bepaalde in artikel 126aa Sv en artikel 4 lid 1 en 2 van het Besluit, in die zin dat:
– de opsporingsambtenaar die door de uitoefening van de in artikel 126ng/ug Sv genoemde bevoegdheid kennisneemt van mededelingen waarvan hij weet of redelijkerwijs kan vermoeden dat deze zijn gedaan door of aan een geheimhouder, de officier van justitie hiervan onverwijld in kennis stelt;
– indien de officier van justitie vaststelt dat de onder het eerste gedachtestreepje bedoelde mededelingen, mededelingen zijn als bedoeld in artikel 126aa, tweede lid, eerste volzin, van het Wetboek van Strafvordering, deze officier van justitie terstond schriftelijk de vernietiging beveelt van de processen-verbaal en andere voorwerpen, voorzover zij deze mededelingen behelzen en dat dit bevel tot vernietiging wordt nagekomen.
– dat van de vernietiging een proces-verbaal wordt opgemaakt dat wordt gezonden aan de officier van justitie.5.5. gebiedt de Staat om, in de zaken waarin [eisers] dan wel één of meerderen van hen als advocaat betrokken is/zijn, steeds indien in die zaken op grond van artikel 126aa Sv en/of artikel 4 lid 2 van het Besluit gegevens dienen te worden vernietigd, de vernietiging uit te voeren op een zodanige wijze dat deze gegevens niet meer kunnen worden gebruikt in het strafproces, en deze gegevens niet meer kenbaar te maken zijn behoudens voorafgaand en onherroepelijk rechterlijk oordeel,
5.6. verbiedt de Staat, behoudens voorafgaand en onherroepelijk rechterlijk oordeel, instructie te geven of een poging te ondernemen om gegevens zoals bedoeld in overweging 5.5. weer geheel of gedeeltelijk kenbaar te maken.
5.7. gebiedt de Staat om toekomstige versie(s) van de Handleiding of enig ander document of vastlegging waaruit geheel of gedeeltelijk volgt hoe wordt om gegaan met mogelijke geheimhouderinformatie, deugdelijk en volledig openbaar te maken,
Het geeft aan hoe zeer men is afgegleden in de naleving van Nederlandse rechtsbeginselen.
De Nederlandse Orde van Advocaten liet naar aanleiding van de uitspraak het volgende weten:
In de uitspraak wijst de rechtbank op de bescherming van het verschoningsrecht door artikel 6 en artikel 8 van het EVRM en heeft de rechtbank beoordeeld of het OM de wijze waarop de bescherming van het verschoningsrecht in de Nederlandse wet- en regelgeving is geregeld, verenigbaar is met het EVRM. De rechtbank stelt vast dat het OM in deze zaak meermalen het verschoningsrecht van de advocaten heeft geschonden. De rechtbank overweegt eveneens dat OM deze schendingen van het verschoningsrecht ‘op eenvoudige wijze’ had kunnen en moeten voorkomen, maar dat dus niet heeft gedaan. De door het OM gebruikte methode van ‘uitgrijzen’ van geprivilegieerde informatie voldoet bovendien niet aan de vereisten van artikel 126aa Sv en van artikel 4 lid 2 van het Besluit bewaren en vernietigen niet-gevoegde stukken.
Handleiding
Het OM en de FIOD hanteerden bij de beoordeling van de vraag of in inbeslaggenomen correspondentie sprake was van verschoningsgerechtelijke informatie een interne Handleiding. Hoewel de voorzieningenrechter heeft overwogen dat de inzet van een geheimhoudersfunctionaris op zichzelf niet in strijd is met artikel 126aa van het Wetboek van Strafvordering en het Besluit, wordt wel vastgesteld dat de geldende Handleiding van het OM op dit onderdeel – en een aantal andere onderdelen – deels in strijd is met de wet en het besluit. Al eerder heeft de NOvA het OM erop gewezen dat de Handleiding het verschoningsrecht miskent.De rechtbank legt de Staat op om een geactualiseerde Handleiding, waaraan volgens het OM wordt gewerkt, openbaar te maken.
Uit het vonnis volgt dat de NOvA betrokken zal worden bij de totstandkoming van de nieuwe handleiding en werkwijze van het OM. Van belang is dat het uitgangspunt van het verschoningsrecht, het recht op vertrouwelijkheid voor rechtzoekenden bij het contact met een advocaat, wordt gegarandeerd.
Reëel gevaar op schending verschoningsrecht in andere strafrechtelijke onderzoeken
In het vonnis staat ‘op basis van de in bovenstaande overwegingen geconstateerde tegenstrijdigheden is de stelling gerechtvaardigd dat er op zijn minst een reëel gevaar is dat het verschoningsrecht in meerdere strafrechtelijke onderzoeken is of wordt geschonden.’, die constatering vindt de NOvA zeer zorgwekkend.
Lees het nieuwsbericht van de rechtspraak, OM schond verschoningsrecht in strafzaak vermogensbeheerder.
Over de uitspraak is het nodige geschreven, door het FD: Rechter fluit OM terug wegens stiekem lezen e-mails van advocaten, E-mailaffaire legt diep wantrouwen bij OM bloot. Verder onder meer door NRC, Mr., Taxence, Telegraaf.
Dit soort affaires zorgen er voor dat de overheid niet serieus wordt genomen. Het Ministerie van Veiligheid doet er goed aan meer aandacht te geven aan het thema ‘justitie’.
Aanvulling 25 maart 2022
Verwijzing naar artikel door de rechtspraak toegevoegd en de FD artikelen vermeld.
Aanvulling 29 april 2022
Degenen die zich interesseren voor het standpunt van het Openbaar Ministerie, kunnen de pleitnota van advocaten S.M. Kingma en G.C. Nieuwland (Pels Rijcken) hier vinden.