In de afgelopen jaren is de reikwijdte van de Wet bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur (Wet Bibob) regelmatig uitgebreid, zodat ondernemingen en organisaties steeds vaker met deze wet en met integriteitstoetsing te maken krijgen.
Van oudsher vindt een Bibob-toetsing plaats bij aanvraag van een horecavergunning bij een gemeente. Zo’n zaak werd onlangs door de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State afgehandeld en roept de vraag op wanneer een vergunningaanvrager gevolgen ondervindt van criminele antecedenten van een familielid. In deze zaak werd de horecavergunning aangevraagd door een vrouw zonder strafblad of andere antecedenten. Haar broer had dat in ruime mate.
Op grond van het Bibob-advies werd haar horecavergunning geweigerd, vanwege het zakelijke samenwerkingsverband met haar broer. Dat samenwerkingsverband wordt in de uitspraak als volgt beschreven, [appellante] is de aanvraagster en [bedrijf A] en [holding] zijn ondernemingen van haar broer:
Dit is van belang nu tussen [appellante], haar broer en [bedrijf A] een zakelijk samenwerkingsverband bestaat. Dit blijkt onder meer uit het feit dat het moederbedrijf van [bedrijf A], [holding], aan [appellante] het pand met inboedel waarop de aangevraagde vergunningen betrekking hebben, heeft verhuurd. Volgens het Bureau heeft [bedrijf A] aan [appellante] ook vermogen verschaft. Haar broer heeft verder aangegeven toezicht te zullen houden op de bedrijfsvoering van het horecabedrijf.
In de uitspraak komt die samenwerking verder niet aan de orde, het gaat alleen over de criminele broer.
Interessant is of familieleden van criminelen nooit meer door een Bibob-toetsing komen, wat het risico verhoogt dat zij zelf door uitsluiting ook in het criminele circuit belanden. In deze zaak was er een serieus verband (verhuur bedrijfsruimte, verschaffing vermogen, houden toezicht) en een broer-zus relatie. Gesteld dat er alleen een lening wordt verschaft, worden dan de strafbare feiten van het familielid in het kader van de Bibob-toetsing tegengeworpen aan de aanvrager van de vergunning? Maakt het verschil welke familierelatie er is?
In juli vorig jaar schreef ik een artikel over een gemeentelijk ondermijningsproject, waarin door de projectambtenaren werd verondersteld dat alle familieleden van drugsverdachten zelf ook verdacht zijn (zie onder het tussenkopje ‘Drugs’).
Het valt te hopen dat de goeden niet onder de kwaden lijden.
Meer informatie:
Dit mag je toch wel verdacht noemen, lijkt mij. Natuurlijk dient er wel behoorlijk onderzoek te worden gedaan. Op grond van dit soort aanwijzingen, in de VS heet dat circumstentiel (als ik het goed spel) , iemand uitsluiten lijkt mij niet gewenst.