De privacy van het handelsregister

Het handelsregister is een interessante bron van persoonsgegevens, zoals ik eerder memoreerde in een artikel over open data initiatieven. Zo nu en dan komt de privacy van het handelsregister ook in de rechtspraak aan de orde, recent in een uitspraak van Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden.

Het betrof een strafzaak over het niet-inschrijven van een onderneming in het handelsregister, in strijd met de Handelsregisterwet 2007 en artikel 2 lid 1 van het Handelsregisterbesluit 2008. De verdachte (degene die met inschrijving nalatig was) heeft zich op het standpunt gesteld dat het door de Kamer van Koophandel openbaar maken van bepaalde door verdachte verstrekte gegevens onrechtmatig is. Daartoe is namens verdachte aangevoerd dat de toepasselijke wetgeving in strijd is met het EVRM en dat er onvoldoende waarborgen zijn ter bescherming van de privacy van verdachte, dan wel dat indien en voor zover er wel waarborgen zijn, de Kamer van Koophandel deze waarborgen niet toepast. Ook is namens verdachte aangevoerd dat de verwerking van persoonsgegevens onrechtmatig is.

Dit standpunt was aanleiding voor het hof om het wettelijk kader uitvoerig te bespreken, met een voorspelbare uitkomst:

Wetgeving
Bij de beoordeling van het verweer van verdachte zijn onder meer de volgende wetsartikelen van belang:

Handelsregisterwet 2007:

Artikel 2
Er is een handelsregister van ondernemingen en rechtspersonen:
a. ter bevordering van de rechtszekerheid in het economisch verkeer;
b. voor de verstrekking van gegevens van algemene, feitelijke aard omtrent de samenstelling van ondernemingen en rechtspersonen ter bevordering van de economische belangen van handel, industrie, ambacht en dienstverlening;
c. voor het registreren van alle ondernemingen en rechtspersonen als onderdeel van de gegevenshuishouding die bijdraagt aan het efficiënt functioneren van de overheid.

Artikel 9
In het handelsregister worden over een onderneming opgenomen:
a. een door een kamer toegekend uniek nummer;
b. de handelsnaam of de handelsnamen;
c. de datum van aanvang, voortzetting of beëindiging;
d. degene aan wie de onderneming toebehoort;
e. de vestigingen.

Artikel 10
1. In het handelsregister worden over degene aan wie een onderneming toebehoort, indien deze een rechtspersoon is, de in artikel 12 genoemde gegevens opgenomen.
2. In het handelsregister worden over degene aan wie een onderneming toebehoort, indien deze een natuurlijke persoon is, opgenomen:
a. het burgerservicenummer, bedoeld in artikel 1, onderdeel b, van de Wet algemene bepalingen burgerservicenummer, het geslacht, de geboorteplaats en het geboorteland;
b. de naam;
c. het adres;
d. de geboortedatum;
e. de datum van overlijden.
[…].

Artikel 11
1. In het handelsregister worden over een vestiging van een onderneming opgenomen:
a. een door de Kamer toegekend uniek nummer;
b. de handelsnaam of handelsnamen;
c. het post- en bezoekadres;
d. de datum van ingebruikname en beëindiging.
2. Indien een onderneming meerdere vestigingen heeft, wordt in het handelsregister opgenomen welke vestiging de hoofdvestiging of de hoofdnederzetting is.

Artikel 21
1. De in artikel 9, 10, met uitzondering van het tweede lid, onderdeel a en het derde lid, onderdeel e, onder 1°, eerste gedachtestreepje, 11, 12, 13, 14, 16, tweede lid, en 16a, eerste lid, genoemde gegevens, de in artikel 17, onderdeel a, bedoelde gegevens, en de krachtens wettelijk voorschrift gedeponeerde bescheiden kunnen door een ieder worden ingezien.
2. Een handtekening kan niet in elektronische vorm worden ingezien.

Artikel 22
1. De Kamer verstrekt op elektronisch verzoek, indien gewenst in elektronische vorm, een afschrift van of uittreksel uit de gegevens en bescheiden, bedoeld in artikel 21.
2. De Kamer verstrekt op elektronisch verzoek gegevens van algemene, feitelijke aard omtrent de samenstelling van ondernemingen en rechtspersonen uit het handelsregister ter bevordering van de economische belangen van handel, industrie, ambacht en dienstverlening. Bij het verstrekken van gegevens omtrent de samenstelling van ondernemingen en rechtspersonen worden deze gegevens niet gerangschikt naar natuurlijke personen.
3. Een verzoek als bedoeld in het eerste of tweede lid wordt mede door een kamer in behandeling genomen indien het op andere dan elektronische wijze is gedaan.
4. In afwijking van het eerste lid verstrekt de Kamer een handtekening niet in elektronische vorm.

Artikel 23
Bij algemene maatregel van bestuur kunnen ter bescherming van de persoonlijke levenssfeer van de personen die in het handelsregister staan ingeschreven voor daarbij aangewezen gegevens of bescheiden of categorieën van gegevens of bescheiden, beperkingen worden vastgesteld ten aanzien van het bepaalde in de artikelen 21, 22 en 28.

Handelsregisterbesluit 2008:
Artikel 51
[…]
3. Het adres van een natuurlijk persoon kan op zijn verzoek worden afgeschermd tegen inzage door anderen dan bestuursorganen, als bedoeld in artikel 1:1, eerste lid, onderdeel a, van de Algemene wet bestuursrecht, advocaten, deurwaarders, notarissen en de in artikel 28, derde lid, van de wet genoemde organisaties, indien:
a. er sprake is van een waarschijnlijke dreiging;
b. het woonadres in het handelsregister niet kan worden ingezien met betrekking tot een andere onderneming;
c. betrokkene niet beschikt over een openbaar telefoonnummer;
d. deze persoon zelf maatregelen heeft genomen om de bekendheid van zijn adres te verminderen, en
e. het belang van afscherming zwaarder weegt dan de rechtszekerheid in het economisch verkeer.

Verstrekking van gegevens
Het hof stelt op grond van de hierboven weergegeven wetsartikelen het volgende vast. Van een natuurlijk persoon, aan wie een onderneming toebehoort, wordt in het handelsregister opgenomen het burgerservicenummer (hierna te noemen: BSN), het geslacht, de geboorteplaats, het geboorteland, de naam, het adres, de geboortedatum en (eventueel) de datum van overlijden. Van deze gegevens zijn alleen de naam, het adres, de geboortedatum en de datum van overlijden voor eenieder in te zien. Daarnaast kan onder bepaalde voorwaarden het adres van een natuurlijk persoon worden afgeschermd. Van een onderneming worden onder andere de handelsnaam, degene aan wie de onderneming toebehoort en de vestiging(en) geregistreerd. Over deze vestigingen wordt onder meer opgenomen het post- en bezoekadres. Al deze gegevens zijn ook voor eenieder in te zien. De gegevens worden door de Kamer van Koophandel (hierna: KvK) op verzoek verstrekt.

Doelstelling
In artikel 2 Handelsregisterwet 2007 is als een van de doelstellingen opgenomen de bevordering van de rechtszekerheid in het economisch verkeer. In de memorie van toelichting van de Handelsregisterwet 2007 wordt ten aanzien van de doelstelling vermeld dat “het onderhavige register zowel het bijdragen aan het efficiënt functioneren van de overheid ten doel heeft als de doelen waarvoor het handelsregister indertijd is ingesteld. Deze laatste zijn bevordering van de rechtszekerheid in het economische verkeer en bevordering van de economische belangen van handel, industrie, ambacht en dienstverlening. In het handelsregister zijn belangrijke gegevens over en voor ondernemingen en rechtspersonen vastgelegd, zoals bijvoorbeeld wie tekeningsbevoegd is. Door het toegankelijk maken van deze gegevens biedt het handelsregister rechtszekerheid bij het aangaan van overeenkomsten, met zowel leveranciers als afnemers.” Over het openbaar maken van de gegevens wordt het volgende vermeld: “het beginsel van openbaarheid vloeit logisch voort uit een van de functies van het register namelijk het bevorderen van de rechtszekerheid in het economisch verkeer en het bevorderen van de economische belangen van handel, industrie, ambacht en dienstverlening.” Tot slot wordt vermeld dat “het beginsel van openbaarheid geldt ten aanzien van alle ondernemingen en rechtspersonen die in het register zullen zijn opgenomen, dus ook voor organisatievormen of rechtsvormen die thans niet zijn opgenomen in het handelsregister, zoals eenmanszaken in de landbouw en vrije beroepsbeoefenaren. In de geschiedenis van de Handelsregisterwet 1996 is de kring van ingeschrevenen vaker vergroot […]. Destijds is besloten ten aanzien van openbaarheid geen uitzonderingspositie te creëren. Ook thans is geen aanleiding om ten aanzien van ondernemingen en rechtspersonen die nieuw zullen worden opgenomen in het register, een andere koers te varen.”

Op basis daarvan komt de rechter tot het volgende oordeel:

Toegepast op het onderhavige geval stelt het hof vast dat verdachtes naam, privéadres en geboortedatum in het handelsregister geregistreerd worden en voor eenieder op verzoek ingezien kunnen worden. Van zijn onderneming kan ook het post- en bezoekadres worden ingezien, welke, volgens de verklaring van verdachte, hetzelfde is als zijn privéadres. Het privéadres van verdachte kan onder bepaalde voorwaarden op grond van artikel 51 van het Handelsregisterbesluit worden afgeschermd, zodat het niet door eenieder kan worden ingezien.
Ten aanzien van de verkoop van de bij de KvK geregistreerde gegevens betreffende verdachte aan adverteerders, zoals door de raadsman is aangevoerd, wijst het hof op de brief van de Kamer van Koophandel aan verdachte van 2 december 2009, die door verdachte aan het hof is verstrekt. In deze brief wordt vermeld dat verdachtes adres niet zal worden verstrekt aan derden voor mailingdoeleinden, indien hij dit bij inschrijving in het register aangeeft.

Artikel 8 EVRM
Het openbaar maken van de hierboven genoemde gegevens kan een inmenging zijn op het in artikel 8 EVRM vastgelegde recht op privéleven. Deze inmenging kan gerechtvaardigd zijn als deze bij wet is voorzien en noodzakelijk is in een democratische samenleving in het belang van bepaalde in artikel 8 lid 2 EVRM genoemde gronden.
De inmenging in het privéleven is bij wet voorzien. Naar het oordeel van het hof is, in het licht van de in de memorie van toelichting van de Handelsregisterwet 2007 genoemde doelstellingen, de inmenging noodzakelijk in het belang van het economisch welzijn. Uit de memorie van toelichting blijkt, dat aan het opnemen en openbaar maken van gegevens een belangenafweging ten grondslag heeft gelegen en dat de wetgever welbewust heeft gekozen voor de huidige regeling, die ook inhoudt dat bepaalde gegevens betreffende eenmanszaken openbaar zijn. De wetgever is daarbij kennelijk van oordeel geweest dat de daarmee gepaard gaande inbreuk op grondrechten van burgers gerechtvaardigd wordt door en niet onevenredig is in verhouding tot de daarmee te bereiken doelstellingen. Ook worden niet zonder meer alle gegevens openbaar gemaakt, maar heeft de wetgever een keuze gemaakt welke gegevens openbaar zijn en is voorzien in de mogelijkheid om bepaalde gegevens af te schermen, indien het openbaren daarvan een disproportionele inbreuk op het privéleven van een betrokkene zou maken.

Naar het oordeel van het hof is, gelet hier op, niet gebleken dat er sprake is van een onaanvaardbare inbreuk op het recht op privacy, zoals vastgelegd in artikel 8 EVRM.

De enkele omstandigheid dat, zoals is aangevoerd door de verdediging, in het handelsregister ook gegevens van bijvoorbeeld katvangers kunnen staan, maakt niet dat de doelstelling van het register in zijn geheel niet meer gediend zou kunnen worden met de openbaarheid van het register. Hetzelfde geldt voor de omstandigheid dat door kwaadwillenden misbruik gemaakt zou kunnen worden van de voor eenieder verkrijgbare gegevens.

Verwerken van persoonsgegevens
Het recht op bescherming van persoonsgegevens is onder andere vastgelegd in artikel 10 van de Grondwet en in artikel 8 van het Handvest van de Grondrechten van de Europese Unie. Het recht is uitgewerkt in de Wet bescherming persoonsgegevens (Wbp).

Volgens artikel 6 Wbp worden persoonsgegevens in overeenstemming met de wet en op behoorlijke en zorgvuldige wijze verwerkt. Artikel 7 Wbp bepaalt dat persoonsgegevens voor welbepaalde, uitdrukkelijk omschreven en gerechtvaardigde doeleinden worden verwerkt. Op grond van artikel 8 sub c Wbp mogen persoonsgegevens worden verwerkt indien dit noodzakelijk is om een wettelijke verplichting na te komen waaraan de verantwoordelijke is onderworpen.

Het hof neemt in aanmerking het arrest van het Hof van Justitie van de Europese Unie van 9 maart 2017 (zaak C-398/15, ECLI:EU:C:2017:197). In rechtsoverweging 32 overweegt het Hof dat “uit artikel 2, lid 1, onder d), van richtlijn 68/151 volgt dat de lidstaten de nodige maatregelen moeten nemen opdat de verplichte openbaarmaking betreffende vennootschappen tenminste plaatsvindt voor […] de identiteit van de personen die […] de bevoegdheid hebben de betrokken vennootschap ten opzichte van derden te verbinden en haar in rechte te vertegenwoordigen […].” Uit artikel 3 van dezelfde richtlijn volgt daarnaast dat deze gegevens ingeschreven worden in een handelsregister en moet een volledig of gedeeltelijk afschrift van de gegevens op aanvraag verkrijgbaar zijn.

Vervolgens overweegt het Hof van Justitie dat de bovengenoemde verwerking van persoonsgegevens in overeenstemming is met een aantal in artikel 7 van richtlijn 95/46 neergelegde toelaatbaarheidsgronden, “namelijk de onder c) genoemde grond met betrekking tot het nakomen van een wettelijke verplichting, de onder e) genoemde grond met betrekking tot de uitoefening van het openbaar gezag of de vervulling van een taak van algemeen belang, en de onder f) genoemde grond met betrekking tot de behartiging van een gerechtvaardigd belang van de voor de verwerking verantwoordelijke of van de derden aan wie de gegevens worden verstrekt.”

Naar het oordeel van het hof zijn voorgaande overwegingen mutatis mutandis van toepassing op de openbaarmaking van gegevens betreffende een natuurlijk persoon die een onderneming drijft.
De verwerking van persoonsgegevens door de KvK is, gelet op hetgeen hiervoor is weergegeven met betrekking tot de doelstelling van de Handelsregisterwet en het doel van de verwerking, de in de wet vervatte waarborgen, de geboden mogelijkheid tot inzage, correctie en verwijdering van persoonsgegevens en het hierboven aangehaalde arrest van het Hof van Justitie, niet onrechtmatig jegens verdachte.
In het licht van het voorgaande is het hof tevens van oordeel dat er geen grond is voor het stellen van een prejudiciële vraag aan het Hof van Justitie van de Europese Unie.

Vervolgens volgt veroordeling van verdachte tot een voorwaardelijke geldboete.


Aanvulling 8 november 2017

Zie over de privacy van het handelsregister ook het WPNR themanummer privacy en openbare registers van 4 november 2017. In dat nummer artikelen door A. Berlee, I.J. Kloek-Tromp, B. Snijder-Kuipers, H. Koster en S. Brijs/N. Van Landuyt.

Over Ellen Timmer

Weblog: https://ellentimmer.com/ ||| Microblog: https://mastodon.nl/@ellent ||| Motto: goede bedoelingen rechtvaardigen geen slechte regels
Dit bericht werd geplaatst in Handelsregister, ICT, privacy, e-commerce, Kamer van Koophandel, Rechtspersonenrecht en getagged met , , , . Maak dit favoriet permalink.

Geef een reactie

Vul je gegevens in of klik op een icoon om in te loggen.

WordPress.com logo

Je reageert onder je WordPress.com account. Log uit /  Bijwerken )

Twitter-afbeelding

Je reageert onder je Twitter account. Log uit /  Bijwerken )

Facebook foto

Je reageert onder je Facebook account. Log uit /  Bijwerken )

Verbinden met %s