Naming & shaming is in het bestuursrecht in de mode. Om die reden heeft Jonge VAR, de jongerenafdeling van de Vereniging voor Bestuursrecht VAR, dit als onderwerp voor een bijeenkomst gekozen die op 11 november 2011 zal gaan plaats vinden (zie gegevens bij LinkedIn Events).
Onderstaand de uitnodiging die aan de leden van de Vereniging voor Bestuursrecht VAR is gezonden:
Genoemd en gedoemd?
Over openbaarmaking door bestuursorganen
Bestuursorganen publiceren informatie. Met de komst van het internet en nieuwe media hebben bestuursorganen een steeds groter bereik en heeft de publicatie van informatie een steeds grotere impact. De informatie afkomstig van bestuursorganen gaat vaak over burgers en bedrijven. De publicatie van deze informatie kan voor hen nadelig zijn en bijvoorbeeld leiden tot reputatieschade. Dit is voor hen natuurlijk onaangenaam en kan verstrekkende gevolgen hebben, maar anderzijds is het de taak van de overheid zoveel mogelijk transparantie te betrachten over haar handelen. Met die tegengestelde belangen hebben we te maken als het gaat om het openbaar maken van toezichtsgegevens of overtredingen van burgers of bedrijven, ook wel bekend als ‘naming and shaming’. Hoe komen deze belangen voldoende tot hun recht?
Bestuursorganen gaan verschillend om met het publiceren van informatie. Dat komt met name doordat er verschillende wettelijke kaders bestaan waardoor bestuursorganen hun publicatiemogelijkheden omlijnd zien. Zo is de Stichting Autoriteit Financiële Markten (AFM) op grond van de Wet financieel toezicht (Wft) verplicht informatie over bepaalde overtredingen te publiceren, tenzij dit in strijd zou komen met de doelen van gedragstoezicht. Die tenzij-clausule wordt in de rechtspraak beperkt uitgelegd. De OPTA beschikt daarentegen niet over een dergelijk duidelijk omlijnd wettelijk kader. De OPTA, maar ook andere overheidsorganen, moet vaak terugvallen op de Wet openbaarheid van bestuur (Wob), waar in artikel 8 de grondslag voor actieve openbaarmaking is neergelegd. Is dat een afdoende wettelijke grondslag?
Een situatie waarin bestuursorganen met publicatie hetzelfde doel dienen, maar een verschillend beoordelingskader moeten hanteren is verre van ideaal. De plannen voor een nieuwe ‘supertoezichthouder’, de Autoriteit Consument en Markt (ACM) lijken een goede kans te bieden om hierin verandering te brengen. Met de introductie van de ACM, waarin de Nma, de OPTA en de Consumentenautoriteit verenigd zijn, ligt het in de rede ook na te denken over een algemene publicatieregeling. Hoe zou die regeling eruit moeten zien?
De preadviseurs van de Jonge VAR 2011 gaan in hun adviezen in op deze problematiek. De preadviezen zijn te onderscheiden in drie onderwerpen:
- mr. A.C. (Annechien) Beijering-Beck (Houthoff Buruma): Het openbaarmakingsregime van de Wft;
- mr. J.J. (Jonathan) Reuveny (Afdeling bestuursrechtspraak): De actieve openbaarmaking op grond van artikel 8 Wob;
- mr. B.R.J. (Binne-Jan) de Haan en mr. M.C.T.M. (Monica) Sonderegger (Nma): De nieuwe ‘supertoezichthouder’ ACM, kansen voor een algemene openbaarmakingsregeling.
De preadviseurs zullen zowel de kant van burgers en bedrijfsleven als de kant van de overheid belichten en stellen daarbij vragen aan de orde als i) Wat zou een goede grondslag zijn voor de publicatie van overheidsinformatie? ii) vormt de openbaarmaking een punitieve sanctie? iii) hoe zou de belangenafweging eruit moeten zien? iv) is sprake van voldoende rechtsbescherming?
Het is de bedoeling dat tijdens de bijeenkomst een levendige discussie over het onderwerp ontstaat. Dat moet met dit onderwerp, waar al zo lang zoveel om te doen is, niet moeilijk zijn. Komt dus allen!