Wordt de soep niet zo heet gegeten? Antwoorden op kamervragen en geruststelling door platforms | NRC: “Vanaf nu weet de Belastingdienst ook wat de fanatieke Marktplaatser verdient”

Vorige maand besteedde ik op dit blog aandacht aan platformrenseignering, naar aanleiding van het NRC-artikel “Vanaf nu weet de Belastingdienst ook wat de fanatieke Marktplaatser verdient”.

Ik meldde toen dat er kamervragen zijn gesteld. Deze zijn nu beantwoord [1].

Hergebruik van tweede hands spullen
Er werd gevraagd of de renseigneringsplicht een barrière vormt voor het hergebruik van tweede hands spullen:

Bent u het met ons eens dat het belangrijk is dat dat de overheid barrières voor tweedehands spullen niet onnodig hoog moet maken om de circulaire economie te stimuleren?
Herkent u de zorgen dat veel verkopers van tweedehandsspullen die jaarlijks meer dan dertig items of voor meer dan 2.000 euro verkopen via websites zoals Vinted, Marktplaats of Bol komen straks in beeld komen bij de fiscus en bang zijn dat ze extra belastingen moeten betalen?

Het antwoord:

Ik onderschrijf dat, zoals Marktplaats in het NOS-artikel opmerkt, de overheid barrières voor tweedehands spullen niet onnodig hoog moet maken om de circulaire economie te stimuleren. Verkopers van goederen die incidenteel actief zijn op platforms als Vinted, Marktplaats of Bol zijn onder de Europese richtlijn DAC 7 (hierna: de richtlijn) daarom uitgezonderd. 4 Dat betekent dat platforms van hen niet de in de richtlijn vermelde persoonsgegevens hoeven te verzamelen. Van een incidentele (uitgesloten) verkoper is sprake als de verkoper in een kalenderjaar minder dan 30 transacties heeft verricht en hij niet meer dan € 2.000 met de in dat jaar verrichte transacties heeft verdiend (hierna: de drempel). 5 Concreet betekent dit dat platforms een rapportageverplichting hebben, indien een verkoper 30 (of meer) verkooptransacties verricht of een bedrag van € 2.000 (of meer) per jaar ontvangt. De Nederlandse regering heeft met de drempel ingestemd omdat zij vindt dat daarmee een goede balans wordt bereikt tussen de primaire doelstelling van de richtlijn enerzijds, te weten het bevorderen van de juiste belastingheffing door de lidstaten, en het uitvoerbaar houden van de richtlijn voor zowel platforms, verkopers als de belastingdiensten van de lidstaten anderzijds. Ik verwijs hierbij ook naar de parlementaire behandeling van het implementatiewetsvoorstel. Van belang is op te merken dat de richtlijn geen nieuwe fiscale verplichtingen voor verkopers in het leven roept. De richtlijn staat op zichzelf los van beantwoording van de vraag of een verkoper naar nationaal belastingrecht ondernemer is. De richtlijn brengt evenmin nieuwe verplichtingen met zich mee voor de omzetbelasting. De richtlijn heeft dus niet tot gevolg dat een verkoper meer belasting moet betalen. De informatie die de inspecteur op grond van de richtlijn ontvangt vormt voor de inspecteur informatie aan de hand waarvan hij de juistheid en volledigheid van de door de verkoper ingediende aangiften beter kan controleren. Dit bevordert een juiste belastingheffing en daarmee de belastingmoraal. Dat is ook de doelstelling van de richtlijn.

4 Richtlijn (EU) 2021/514 van de Raad van 22 maart 2021 tot wijziging van Richtlijn 2011/16/EU betreffende de administratieve samenwerking op het gebied van de belastingen.
5 Bijlage V, Deel I, onderdeel B, onderdeel 4, onder d, van de richtlijn.

Het antwoord is niet duidelijk, want eerst staat er dat het gaat om: “de verkoper in een kalenderjaar minder dan 30 transacties heeft verricht en hij niet meer dan € 2.000 met de in dat jaar verrichte transacties heeft verdiend“, wat aangeeft dat aan beide eisen moet worden voldaan.

Daarna staat er “Concreet betekent dit dat platforms een rapportageverplichting hebben, indien een verkoper 30 (of meer) verkooptransacties verricht of een bedrag van € 2.000 (of meer) per jaar ontvangt“.

Zo te zien is het ‘of’, dus er wordt aan één van de twee criteria voldaan. Iemand die voor de hele familie en buurt tweede hands spullen op Marktplaats zet, ook al wordt er geen sou mee verdiend, moet dus aan de Belastingdienst worden gerapporteerd.

Geen belaste inkomsten
Hoewel veel mensen onder beide drempels zullen blijven, kan het nog steeds voorkomen dat iemand dertig of meer transacties verricht of 2000 euro of meer ontvangt, zonder geld te verdienen of een onderneming te hebben.
Winst uit onderneming of belaste inkomsten uit nevenactiviteiten zijn er pas als de opbrengst hoger is dan de kosten. Hoewel er vragen over zijn gesteld, geven de antwoorden geen duidelijkheid over de vraag op welke manier wordt vastgesteld dat iemand winst uit onderneming of neveninkomsten heeft [2]. Dit is van belang omdat mensen die meer dan 2000 euro hebben ontvangen of meer dan dertig transacties hebben gedaan vragen van de fiscus zullen krijgen en moeten gaan bewijzen dat zij geen winst hebben gemaakt en geen ondernemer zijn.

Te lage drempel?
Er is gevraagd of de drempel niet te laag is. Het antwoord daarop [3]:

De drempel staat op zichzelf los van beantwoording van de vraag of een verkoper een bron van inkomen heeft en bijvoorbeeld kwalificeert als een ondernemer. De drempel betekent dat platforms de in de richtlijn vermelde persoonsgegevens dienen te verzamelen.

Het geeft aan dat iedereen die boven de drempel komt persoonsgegevens zal moeten verstrekken aan het platform (wat betekent dat je het platform daarmee moet kunnen vertrouwen) en dat je vragen van de fiscus kunt krijgen, ook al heb je geen belaste inkomsten gehad. Dat is vervelend.

Vervolg van het antwoord:

De vraag of iemand een ondernemer is moet namelijk worden beantwoord aan de hand van de criteria die de nationale belastingwet stelt. In Nederland gaat het dan om de vraag of er sprake is van een bron van inkomen voor de Wet inkomstenbelasting 2001 (Wet IB 2001) en vervolgens om het ondernemersbegrip in de zin van artikel 3.4 Wet IB 2001 en artikel 7 Wet op de omzetbelasting 1968 (Wet OB 1968). Er kan dus niet worden gezegd dat wanneer een verkoper onder de drempel valt, hij wel of geen ondernemer is in de zin van de genoemde wetten.
Het uitzonderen van het verzamelen en aanleveren van gegevens items doet afbreuk aan de effectiviteit van de richtlijn. Inkomsten die met de verkoop van dergelijke items worden gegenereerd vormen immers mogelijk belastbare inkomsten voor de Wet IB 2001 of de Wet OB 1968. Het uitzonderen daarvan heeft tot gevolg dat de inspecteur over gebrekkige contra-informatie beschikt bij het beoordelen van door de verkoper ingediende aangiften, wat er vervolgens toe kan leiden dat te weinig belasting wordt geheven. Daarom ligt het niet voor de hand om dit in Europees verband verder te verkennen.

In een artikel bij VPRO tegenlicht [4] wordt gemeld dat de platformrenseignering vooral de kleinverdieners raakt, terwijl de grootverdieners buiten schot blijven. Ik las in kamerstukken dat onbekend is wat de platformrenseignering oplevert, zodat de kans aanwezig is dat met een bureaucratisch kanon op een mug wordt geschoten.

Cybersecurity aspecten
Er waren ook vragen over de cybersecurity-aspecten:

Deelt u de angst dat, wanneer voldaan moet worden aan DAC7, naast de inkomsten, ook veel gevoelige persoonsgegevens zoals het Burgerservicenummer van miljoenen gebruikers verzameld zullen worden?
Deelt u tevens de angst dat als gevoelige persoonsgegevens in verkeerde handen vallen, ze kunnen worden gebruikt voor onder meer identiteitsfraude of online afpersing? Zo ja, wat gaat de regering daartegen doen? Zo nee, waarom niet?
Kunt u uitgebreid reflecteren op de geuite zorgen uit het bericht van NRC dat PWC vraagtekens zet bij de grote hoeveelheid persoonsgevoelige informatie, met betrekking tot de opslag, beveiliging en overdracht van gegevens, die de bedrijven voor de Belastingdienst moeten verzamelen?
Kunt u uitgebreid reflecteren op het feit dat een jurist van stichting Privacy First in het NRC-artikel zorgen uit over de beveiliging van de gegevens en de capaciteit voor de handhaving van de regels?
Hoe verhoudt dit zich tot de Werkagenda Waardengedreven Digitaliseren van het kabinet, waarin gesteld wordt dat het «belangrijk [is] paal en perk te stellen aan publieke en private partijen die allerlei persoonlijke data verzamelen, verhandelen en soms kwijtraken»? 12

12 Bijlage Kamerstuk 26 643, nr. 1112

Het antwoord luidt dat er in theorie waarborgen zijn, onder meer de AVG:

De richtlijn is voor alle betrokken partijen – verkopers, platforms en de Belastingdienst – nieuw. Ik heb er alle begrip voor dat de toepassing daarvan, zoals het verzamelen van persoonsgegevens zoals het burgerservicenummer (bsn), vragen oproept. De richtlijn is de uitkomst van intensief overleg en onderhandelingen tussen de lidstaten, de Europese Commissie en het Europees Parlement. Daarbij is onderkend dat het door platforms verzamelen van dergelijke gegevens ingrijpend kan zijn, maar dat dit voor het realiseren van de doelstelling van de richtlijn, namelijk de juiste belastingheffing door lidstaten, noodzakelijk is omdat de belastingdiensten van de lidstaten onvoldoende zicht hadden op belastbare inkomsten die in de platformeconomie worden gegenereerd. Zonder bsn kan de inspecteur de door de platforms aangeleverde informatie over verkopers niet koppelen aan belastingplichtigen en dus niet de doelstelling van de richtlijn verwezenlijken. De European Data Protection Board – de Europese tegenhanger van de nationale Autoriteit Persoonsgegevens (hierna: de AP) – over de richtlijn positief geadviseerd13 . De nationale AP heeft een blanco advies uitgebracht. Dat neemt niet weg dat zowel de platforms als de Belastingdienst op grond van de Algemene verordening gegevensbescherming (AVG) voor een goede beveiliging van persoonsgegevens moeten zorgen om het risico van bijvoorbeeld identiteitsfraude zoveel als mogelijk te verkleinen. Dit vraagt inderdaad de nodige inspanningen van hen. Ik verwijs ook naar de memorie van toelichting bij het wetsvoorstel waarmee de richtlijn is geïmplementeerd. Daarin is uitgebreid ingegaan op gegevensbescherming en de administratieve lastendruk 14 . Meer persoonsgegevens dan noodzakelijk voor het realiseren van voormelde doelstelling worden niet verzameld, zodat in die zin geen spanning ontstaat met de Werkagenda Waardengedreven Digitaliseren.

13 Zie overweging 35 van de preambule bij de richtlijn.
14 Kamerstuk 36 063, nr. 3, par. 3 en 4 (p. 16 e.v.).

Het grote probleem is echter dat de Autoriteit Persoonsgegevens onvoldoende capaciteit heeft om toezicht te houden op riskante verwerkingen zoals deze en evenmin capaciteit om handhavend op te treden.

Database

In de tweede serie vragen wordt onder meer gevraagd of de transactiegegevens in een centrale database zal worden opgeslagen en of ook wordt bijgehouden wat er via verschillende platforms wordt verkocht. Dat blijkt niet het geval te zijn.
Bij de renseigneringsplicht voor betaaldienstverleners is dat anders, daar worden de gegevens geüpload naar een centrale Europese database met de naam Cesop (blog).

 

Dan maar geen platform?

De praktische oplossing voor mensen die tweede hands spullen verkopen en geen winst maken, is om bij een platform onder de drempel te blijven.

Als je wel boven de drempel uitkomt, ook al ben je van mening dat je geen belaste inkomsten hebt, zul je toch allerlei persoonsgegevens aan dat platform moeten verschaffen. Dat kan je alleen doen als je het platform vertrouwt op het gebied van cybersecurity en AVG-naleving. Verder moet je zorgen dat je – als er vragen van de fiscus komen – kunt aantonen dat je geen belastbare inkomsten hebt genoten. Dat betekent het bewaren van bewijsstukken, bijvoorbeeld over de gemaakte kosten en het niet zijn van ondernemer. Houdt er rekening mee dat je voldoende kennis van belastingrecht moet hebben om de fiscale vragen goed te kunnen beantwoorden.

 

Noten:

[1] De eerste serie antwoorden, op vragen van Idsinga c.s., zijn via deze pagina te vinden. De tweede serie antwoorden, op vragen van Vermeer, zijn hier te vinden.
[2] In de eerste serie antwoorden is het antwoord op vraag 4 die daar over gaat  zeer vaag, met teksten als:

Aangezien de vraag of sprake is van een bron van inkomen, zoals winst uit onderneming, loon uit dienstbetrekking of resultaat uit overige werkzaamheden afhankelijk is van specifieke feiten en omstandigheden. Het is niet mogelijk om in het algemeen aan te geven of hier in een individueel geval sprake is van een bron van inkomen. Als de kosten naar verwachting structureel hoger zijn dan de vergoeding dan is er geen sprake van een bron van inkomen.

Hetzelfde geldt voor het antwoord op vraag 9, met onder meer:

Of inkomstenbelasting moet worden betaald over de verkopen is afhankelijk van de feiten en omstandigheden. Als de activiteiten alleen hobbymatig of in de privésfeer plaatsvinden, en er zijn redelijkerwijs geen voordelen te verwachten, is er geen sprake van een bron van inkomen, zoals winst uit onderneming.

Zie ook het antwoord op vragen 10, 11, 14, 15 en 16. Zie ook het antwoord op vragen 4 tot en met 10 en 12 en 13 in de tweede serie antwoorden.
[3] Dit onderwerp komt in beide series antwoorden aan de orde.
[4] Het artikel de fiscus heeft het op de Marktplaats-verkoper gemunt, waarom?, met in de intro onder meer:

Wat leveren zulke regels de Nederlandse economie eigenlijk op? Weinig, aldus Franse economen Thomas Piketty en Gabriel Zucman

 

Meer informatie:

Onbekend's avatar

About Ellen Timmer

Weblog: https://ellentimmer.com/ ||| Microblog: https://mastodon.nl/@ellent ||| Motto: goede bedoelingen rechtvaardigen geen slechte regels
Dit bericht werd geplaatst in Belastingrecht, Financieel recht, onder meer Wft, Wtt, Fraude, witwasbestrijding, Wwft, Grondrechten, ICT, privacy, e-commerce en getagd met , , , , , . Maak de permalink favoriet.

Plaats een reactie