Misdaadopsporing kan niet worden gedaan door amateurs | aldus Martijn Hengeveld op accountant.nl | Wwft

FATF en de Europese wetgever hebben bedacht dat misdaadbestrijding kan worden geprivatiseerd naar bedrijven, onder de noemer ‘witwasbestrijding’. Hun concept gaat er van uit dat bedrijven iets kunnen waarin de overheid zelf kennelijk onvoldoende slaagt: het opsporen van financieel-economische criminaliteit.
Enige onderbouwing van die veronderstelling ben ik nog niet tegen gekomen. De beleidsmakers laten het bij de standaardfrase dat de aangewezen bedrijven dat goed zouden kunnen en kritiek wordt weg gewuifd. Het heeft er er bij banken toe geleid dat zij grote aantallen amateur-rechercheurs hebben aangenomen, die als ‘AML-analist’ (compliance medewerker) geacht worden te kunnen beoordelen of er aanwijzingen van criminaliteit zijn. Het systeem kost de banken zeer veel geld (wat aan de klanten wordt doorberekend) en het levert weinig op [1].

Martijn Hengeveld: voor het uitvoeren van frauderisicoanalyses is expertise nodig
Verrassend is dat niet want voor het detecteren van witwassen of terrorismefinanciering (wat moet leiden tot melding van een ongebruikelijke transactie) is bijzondere expertise nodig, wat wordt bevestigd door het artikel van Martijn Hengeveld op accountant.nl over het detecteren van fraude. Hij merkt op dat het werken met checklists en standaard werkprogramma’s weinig effectief is [2]. Het zou me niets verbazen als dat ook geldt voor de door banken gehanteerde methodiek, aangevuurd door DNB, waarin het vastleggen en bewijzen van de inspanningen een grote rol speelt.

Hengeveld doet opvallende aanbevelingen om het detecteren van frauderisico’s door accountants te verbeteren, waarvan ik de eerste het mooiste vind:

(i) checklists en standaard werkprogramma’s terzijde leggen en accountants stimuleren om met een open mind een breed scala aan aspecten te overwegen
(ii) betrokkenheid van fraude-expertise zoveel mogelijk verplichten en
(iii) in de frauderisicoanalyse de concepten van de fraudedriehoek aanvullen met inzichten vanuit de wetenschap over de benodigde persoonlijke vaardigheden en sociale omgeving van de organisatie, om de kans op fraude beter te kunnen inschatten.

 

Noten

[1] Overigens heb ik de indruk dat er compliance medewerkers van banken zijn bij wie basale bedrijfskennis en basale juridische kennis ontbreekt. Dat valt af te leiden uit de vragen die zij aan rekeninghouders stellen. Van hen valt al helemaal weinig te verwachten.

[2] “Als het gaat om de effectiviteit van checklists en standaard werkprogramma’s, geeft onderzoek van Asare en Wright1 aan dat accountants die bij de frauderisicoanalyse gebruik maakten van een gestructureerde checklist, de frauderisico’s significant lager inschatten dan de groep die deze niet hanteerden. Ook bleek uit dit onderzoek dat accountants die voor het plannen van werkzaamheden gebruikmaakten van voorbeelden en werkprogramma’s, tot minder effectieve werkzaamheden kwamen dan zij die dat niet gebruikten. Belangrijker nog, de groep die werkprogramma’s gebruikte was ook minder geneigd om te consulteren met fraude-experts; mogelijk omdat de documentatie de indruk van volledigheid wekte en dat daarmee aan de vereisten voldaan was. (…) 1 Asare S.K. en A.M. Wright, 2004. “The effectiveness of alternative risk assessments and program planning tools 7in a fraud setting.” Contemporary Accounting Research 21 (2): 325-352. https://doi.org/10.1506/L20L-7FUM-FPCB-7BE2.

Onbekend's avatar

About Ellen Timmer

Weblog: https://ellentimmer.com/ ||| Microblog: https://mastodon.nl/@ellent ||| Motto: goede bedoelingen rechtvaardigen geen slechte regels
Dit bericht werd geplaatst in Financieel recht, onder meer Wft, Wtt, Fraude, witwasbestrijding, Wwft, Grondrechten en getagd met , , , . Maak de permalink favoriet.

Plaats een reactie