Juist forensisch accountants dienen, gezien de gevoeligheid van hun opdrachten, hun werk extra zorgvuldig te doen. Al eerder schreef ik over een lid van deze beroepsgroep (1, 2) die voor dat aspect wat minder belangstelling leek te hebben.
Ook de zgn. BING zaak inzake de gemeente Nieuwegein is aan de tuchtrechter voorgelegd die de klachten heeft gehonoreerd. Inmiddels is ook in hoger beroep door het College van Beroep voor het bedrijfsleven geoordeeld dat de klachten tegen de betrokken accountant terecht waren. BING is (of was?) een bureau dat integriteitsonderzoeken bij gemeenten uitvoerde; de onderzoeken werden door accountants uitgevoerd.
Het onderzoek van de BING-account betrof een gevoelig arbeidsgeschil bij gemeente Nieuwegein.
Onderstaand het bericht dat op rechtspraak.nl over de uitspraak is verschenen.
Klacht tegen accountant BING terecht gegrond verklaard
Den Haag, 19 mei 2016Vandaag verklaart het College van Beroep voor het bedrijfsleven (CBb) het hoger beroep van een accountant van het Bureau Integriteit Nederlandse Gemeenten (BING) ongegrond.
De accountant van BING onderzocht de gebeurtenissen rond het Nieuwegeinse gemeenteraadslid Bakhtali. Bakhtali, tevens werkzaam in dienst van een welzijnsstichting, trad uit de PvdA fractie en lichtte dat toe in een in kopie aan alle raadsleden gestuurde brief. Daarin doet zij verslag van bemoeienis van PvdA-fractieleden met haar werkrelatie tot een van de vrijwilligsters van de stichting (een dochter van een van de fractieleden).
Een (ander) PvdA raadslid stuurde de brief door naar de stichting en dat leidde tot het ontslag op staande voet van Bakhtali. BING zag geen aanwijzingen dat er druk was uitgeoefend op de stichting. De accountants-kamer vond die conclusie onvoldoende onderbouwd en legde een waarschuwing op. De accountant stelde hoger beroep in.
Het CBb is het met de accountantskamer eens dat het door de accountant van BING verrichte onderzoek niet de conclusie kan dragen dat geen druk is uitgeoefend. De accountant van BING had meer onderzoek moeten doen naar het arbeidsconflict tussen Bakhtali en haar werkgeefster en had moeten achterhalen met welke toelichting het raadslid de brief van Bakhtali doorstuurde. Omdat dat raadslid tot 2009 bestuurslid was bij de welzijnsstichting, had de accountant van BING daarnaast diens positie ten opzichte van de stichting niet onbesproken mogen laten. De accountant van BING heeft verder onvoldoende duidelijk gemaakt hoe het doorsturen van de brief van Bakhtali zich verhoudt tot de gedragscode voor raadsleden. De conclusie van de accountant van BING dat de betrokken bestuurders zich in hun e-mailverkeer correct hebben opgesteld richting Bakhtali mist een deugdelijke grondslag.
Deze uitspraak is definitief, het College van Beroep voor het bedrijfsleven (CBb) is de eindrechter in deze zaak. De volledige uitspraak is via onderstaande link te raadplegen. Bij verschil tussen dit persbericht en de volledige uitspraak is laatstgenoemde beslissend.
Hierna geef ik nadere informatie over zowel de uitspraak in eerste instantie, als die in hoger beroep.
Accountantskamer in eerste instantie
De Accountantskamer besliste dat – ondanks dat BING geen accountantsorganisatie is en de aan BING verbonden onderzoekers geen accountancywerkzaamheden verrichten – de Accountantskamer inzake de betrokken accountant bevoegd is, nu het gehele beroepsmatige handelen van de accountant is onderworpen aan tuchtrechtspraak (overweging 4.1). De kamer constateert dat hier sprake is van een persoonsgericht onderzoek en dat de accountant zich aan de Praktijkhandreiking persoonsgerichte onderzoeken dient te houden (overweging 4.3).
De Accountantskamer komt tot de conclusie dat de volgende klachtonderdelen gegrond zijn, waarbij ik die klachtonderdelen gedeeltelijk citeerd:
- 3.1.a. In strijd met de vereiste integriteit is de waarheid geweld aangedaan doordat het rapport van de accountant beweringen bevat die onjuist en/of misleidend zijn, onzorgvuldig zijn, niet volledig zijn en/of een verkeerde indruk wekken als gevolg waarvan de beweringen als misleidend kunnen worden ervaren zonder dat daar een mededeling aan toegevoegd is als bedoeld in artikel A-110.3 VGC.
- 3.1.c. De accountant heeft zijn (professioneel of zakelijk) oordeel doen (laten) aantasten door een vooroordeel, dan wel onzorgvuldig gehandeld, doordat hij de mondelinge verklaringen van enkele PvdA-leden en de ex-werkgever van klaagster heeft gebruikt.
- 3.1.d. De accountant heeft niet de nodige zorgvuldigheid betracht bij zijn handelen, immers, hij heeft de grondslag van zijn onderzoek verlaten doordat hij enkel heeft geconcludeerd wat betreft de vermeende uitgeoefende druk door de PvdA fractie op de SW[plaats] terwijl de onderzoeksvraag zich ook richtte op de feitelijke gang van zaken, zoals in het rapport staat: “Doelstelling van dit onderzoek is het in kaart brengen van hetgeen is voorgevallen en het geven van een beoordeling daarvan” en de conclusies haaks staan op zowel de onderzoeksvraag als de inhoud van de rapportage.
- 3.1.e. De accountant heeft niet de nodige zorgvuldigheid betracht bij zijn handelen, doordat hij essentiële getuigen niet heeft gehoord dan wel niet heeft kunnen horen en in weerwil daarvan een rapportage heeft opgemaakt met zeer stellige conclusies.
Het zal duidelijk zijn dat de klager hier goede redenen had om over de accountant te klagen. De Accountantskamer overweegt voorts dat er aanleiding is voor een waarschuwing:
4.8 (…) Daarbij is in het bijzonder meegewogen dat betrokkene er in het verweerschrift en ter zitting geen blijk van heeft gegeven dat hij zich meer rekenschap had moeten geven van wat beoogd zou kunnen zijn met het doorzenden van de brief van 28 september 2010 en met de norm in de gedragscode voor raads- en commissieleden.
Hoger beroep
Ook in hoger beroep wordt hard over het optreden van de accountant geoordeeld. Ik citeer, waarbij ‘appellant’ de accountant is en ik belangrijke passages heb onderstreept:
5.3 Het College overweegt dat het door appellant en zijn team verrichte onderzoek, voor zover dat blijkt uit het rapport, niet de conclusie kan dragen dat geen sprake is geweest van druk uitoefenen op [naam 3] in relatie tot de dienstbetrekking van [naam 2]. Naar het oordeel van het College heeft appellant onvoldoende onderzocht of er van het doorsturen van de brief van [naam 2] van 28 september 2010 aan [naam 3] druk uitging in relatie tot de dienstbetrekking van [naam 2] met [naam 3]. Zo is niet in het rapport opgenomen wat het raadslid in de e-mail heeft geschreven waarbij hij de brief van 28 september 2010 doorzond aan de directeur van [naam 3]. Ter zitting heeft appellant desgevraagd verklaard dat hij noch zijn medewerkers het e-mailbericht zelf hebben gezien. Het College overweegt dat de exacte inhoud van deze e-mail van een dermate groot belang was voor de beantwoording van de onderzoeksvraag of sprake is geweest van (het uitoefenen van) druk op [naam 3], dat appellant verificatie van die e-mail niet achterwege had mogen laten. De toelichting van appellant ter zitting dat zijn medewerkers bij zowel het raadslid als bij de directeur van [naam 3] wel naar het e-mailbericht hebben gevraagd, maar dat geen van beiden de e-mail heeft overgelegd, brengt het College niet tot een ander oordeel. Appellant heeft deze gang van zaken niet in zijn rapport opgenomen. Bovendien is onduidelijk gebleven of de onderzoekers meer dan één keer naar de e-mail hebben gevraagd en hoe het raadslid en de directeur op dat verzoek hebben gereageerd. Dit acht het College omstandigheden die voor de beoordeling van de vraag of sprake is geweest van druk relevant konden zijn.
5.4 In dit kader had appellant in het rapport evenmin de positie van het raadslid ten opzichte van [naam 3] onbesproken mogen laten. Uit het hogerberoepschrift blijkt dat het raadslid tijdens het interview heeft verteld dat hij tot begin 2009 bestuurslid was van [naam 3]. Uit het rapport valt niet op te maken dat appellant deze (voormalige) relatie van het raadslid met [naam 3] , die niet op voorhand irrelevant is te achten, in zijn beoordeling heeft betrokken.
5.5 Voorts overweegt het College dat in het rapport niet is beschreven wat de onderzoekers in het kader van hun onderzoek hebben verstaan onder het uitoefenen van druk. Zoals appellant ter zitting desgevraagd heeft verklaard, kunnen in bepaalde gevallen manipulatie of het geven van ‘een klein duwtje in een bepaalde richting’ ook als zodanig hebben te gelden. Uit het rapport blijkt niet in hoeverre appellant verschillende vormen van druk in aanmerking heeft genomen en of ten aanzien van alle in aanmerking genomen vormen van druk is doorgevraagd bij de betrokken personen. Dit lag voor de hand, juist omdat in het rapport de verklaring van de directeur van [naam 3] is opgenomen dat de directe aanleiding voor het ontslag lag in de brief van 28 september 2010 van [naam 2] aan de burgemeester. Evenmin kan uit het rapport worden opgemaakt in hoeverre verschillende vormen van druk zijn gewaardeerd in het licht van het achterliggende arbeidsconflict tussen [naam 2] en [naam 3]. Daarbij neemt het College in aanmerking dat in het rapport het achterliggende arbeidsconflict kort is beschreven, maar dat door appellant geen onderzoek is gedaan naar de achtergronden en daarmee de context van dit arbeidsconflict. Ter zake heeft appellant ter zitting verklaard dat met de directeur van [naam 3] wel is gesproken over het arbeidsconflict, dat de onderzoekers kennis hebben genomen van de documenten die de directeur heeft getoond, maar dat hierover slechts marginaal is gerapporteerd, omdat dit volgens hem niet thuishoorde in een openbaar rapport. Het rapport geeft daarmee een onvoldoende duidelijk beeld van de achterliggende conflictsituatie en daarmee van de context waarin al dan niet sprake kan zijn geweest van het uitoefenen van druk. De accountantskamer heeft terecht geoordeeld dat appellant niet tot de conclusie heeft kunnen komen dat er geen aanwijzingen zijn dat er sprake is geweest van het uitoefenen van druk.
5.6 In het licht van het voorgaande is het College eveneens met de accountantskamer van oordeel dat de conclusie van appellant dat van een overtreding van de Gedragscode niet gebleken is, niet zonder meer begrijpelijk is. Appellant heeft in het rapport niet, dan wel onvoldoende, kenbaar opgenomen hoe hij de feiten en omstandigheden ten aanzien van het doorzenden van de brief van 28 september 2010 heeft beoordeeld in het kader van de Gedragscode. Dat maakt dat de conclusie van appellant dat van handelen in strijd met de Gedragscode niet is gebleken en dat de betrokken bestuurders zich in hun e-mailverkeer correct hebben opgesteld richting [naam 2] een deugdelijke grondslag mist.
Dit leidt er toe dat het hoger beroep ongegrond wordt verklaard.
Overigens kunnen ook niet-accountants met klachten worden geconfronteerd, het verschil is dat je dan niet bij de tuchtrechter, maar bij de gewone rechter uitkomt.
Meer informatie
- Bericht op rechtspraak.nl over de BING uitspraak in hoger beroep
- Hoger beroep: de recente uitspraak van het College van Beroep voor het bedrijfsleven (ECLI:NL:CBB:2016:118).
- Eerste instantie: de uitspraak van de accountantskamer van 22 augustus 2014, 13/2941 Wtra AK (www.tuchtrecht.nl, ECLI:NL:TACAKN:2014:65).
Persoonsgerichte onderzoeken:
- Dat persoonsgerichte onderzoeken door accountants vaker problemen opleveren, illustreert dit bericht van 29 april 2016 door Lex van Almelo op accountant.nl over een uitspraak inzake een accountant die als opdracht kreeg de kwaliteit van het bestuur van een woningcorporatie te onderzoeken. Van Almelo schreef een boek over accountantstuchtrecht.
BING in het nieuws met vermelding van de gemeente:
- Bericht 20 mei 2016 van AccountantWeek over onderhavige BING-uitspraak (gemeente Nieuwegein)
- Bericht 21 maart 2016 van AccountantWeek over uitspraak tegen Werkman (gemeente Rotterdam)
- Bericht 16 juni 2015 over uitspraak Raad van de Journalistiek in een BING zaak (gemeente Schiedam)
- Bericht 19 mei 2015 Binnenlands Bestuur over berisping Werkman (gemeente Rotterdam)
- Bericht 23 februari 2015 Binnenlands Bestuur over claims tegen BING (gemeenten Schiedam, Wassenaar, Nieuwegein, Albrandswaard en Rotterdam)
- Bericht 19 december 2014 Binnenlands Bestuur over andere Cvbb uitspraken (1, 2) over BING (gemeente Schiedam)
- Accountant.nl 29 augustus 2014, BING-accountant schrijft zich uit
- Bericht 18 december 2014 Binnenlands Bestuur (gemeente Schiedam)
- Bericht 13 juli 2013 Trouw “Bing leverde broddelwerk met onderzoek naar seksrel” (gemeente Wassenaar)
- Interview juli 2013 met Jaap ten Wolde, één van de BING accountants
De uitspraak waar u onder het kopje ‘persoonsgerichte onderzoeken” naar verwijst betreft eveneens een accountant van BING, namelijk Jaap ten Wolde die in deze zaak overigens optrad als accountant namens IFO.