Belgische uitspraak over journalisten en privacy rechten van burgers | AVG

Het Belgische Hof van Cassatie deed uitspraak [1] in een zaak waarin een burger zich beklaagde over schending van zijn privacy door journalisten. Hoewel de uitspraak is gewezen onder het oude Belgische privacyrecht [2], is de beslissing ook in het kader van de AVG relevant.

Het Hof overweegt dat de nationale regels moeten worden toegepast in overeenstemming met het EVRM:

Die nationale bepalingen, in het bijzonder wanneer op grond daarvan het recht op vrije meningsuiting met inbegrip van de persvrijheid wordt afgewogen tegenover het recht op eerbiediging van het privéleven van degene ten aanzien waarvan persoonsgegevens worden verwerkt, dienen te worden toegepast in overeenstemming met de artikelen 8 en 10 EVRM, zoals uitgelegd door het Europees Hof voor de Rechten van de Mens.

5. Dat Hof heeft met het oog op de onderlinge afweging van die belangen een aantal beoordelingscriteria vooropgesteld, zoals:
– de bijdrage van de verwerking van de persoonsgegevens aan een debat van algemeen belang;
– de vraag of degene wiens persoonsgegevens worden verwerkt al dan niet een
publiek figuur is, dan wel door zijn gedrag heeft bijgedragen tot de miskenning van de privacy waarop hij zich beroept;
– de inhoud, de vorm en de impact van de publicatie;
– de wijze en de plaats waarop de informatie is verkregen en de waarheidsgetrouwheid ervan.

6. Artikel 10 EVRM waarborgt geen onbeperkte vrijheid van meningsuiting, zelfs niet wanneer het gaat om persberichtgeving over ernstige aangelegenheden van algemeen belang. Artikel 8 EVRM vereist immers ook een bijzondere aandacht voor de bescherming van het privéleven, zeker wanneer de aantasting ervan volgt uit het gebruik van technische middelen zoals heimelijke geluids- of beeldopnames. Bovendien mag een persoon, naargelang de concrete omstandigheden, het gewettigde vertrouwen hebben dat wat hij zegt of doet valt onder de bescherming van zijn privéleven, ongeacht of hij een publiek figuur is. Bijgevolg kan persberichtgeving, ongeacht het feit dat zij bijzonder beschermingswaardig is ter wille van het algemeen belang, in bepaalde gevallen moeten wijken voor de bescherming van het privéleven van degene die zich op daarop beroept.

7. Daarentegen impliceert het gegeven dat een persoon geen publiek figuur is nog niet dat het recht op eerbiediging van zijn privéleven steeds voorrang moet krijgen op de persvrijheid. Zo kan ook de betrokkenheid van een niet-publiek persoon bij een publiek feit aanleiding geven tot een rechtmatige verwerking van zijn persoonsgegevens, zelfs met gebruik van technische middelen, zonder dat die verwerking noodzakelijkerwijze moet wijken voor de eerbiediging van zijn privéleven. Dat het publiek feit verband houdt met een privéaangelegenheid is daarbij niet doorslaggevend. Wel bepalend, naast de aard en het doel van de verwerking van de persoonsgegevens, is de redelijke privacy-verwachting die de betrokkene kon koesteren in de concrete omstandigheden waarin hij zich bevond.

De uitkomst van de afweging hangt van de concrete omstandigheden af. De omstandigheden van deze zaak worden door het Hof beschreven in overweging 10. Het gaat om iemand die lid is van de directie van een onderneming en die in de privésfeer een verjaardagsfeest geeft waarvoor nagenoeg het hele stadsbestuur van Antwerpen is uitgenodigd. Journalisten hebben de aankomst van de genodigden bij het restaurant waar de verjaardag plaats vond gefilmd. Dat filmen vond op de openbare weg (‘op het openbaar domein‘) plaats.

De rechter oordeelt dat berichtgeving door de media over banden tussen bedrijfsleven en het stadsbestuur een gerechtvaardigd belang dient:

de verkrijging en verwerking van relevante gegevens met het oog op latere berichtgeving aan het brede publiek met betrekking tot een onderwerp van (lokaal) maatschappelijk belang, in dit geval de mogelijke bindingen tussen leden van het Antwerpse stadsbestuur en L. nv, tegen de achtergrond van enkele grootschalige vastgoedprojecten in de stad Antwerpen waarover reeds enige maatschappelijke en politieke ophef bestond, moet worden beschouwd als noodzakelijk voor de behartiging van een gerechtvaardigd belang

De belangenafweging valt uit in het voordeel van de media.

 

Noten
[1] Uitspraak Hof van Cassatie van België.
[2] Wet Verwerking Persoonsgegevens 1992.

Over Ellen Timmer

Weblog: https://ellentimmer.com/ ||| Microblog: https://mastodon.nl/@ellent ||| Motto: goede bedoelingen rechtvaardigen geen slechte regels
Dit bericht werd geplaatst in ICT, privacy, e-commerce en getagged met , , , , , . Maak dit favoriet permalink.

Geef een reactie

Vul je gegevens in of klik op een icoon om in te loggen.

WordPress.com logo

Je reageert onder je WordPress.com account. Log uit /  Bijwerken )

Twitter-afbeelding

Je reageert onder je Twitter account. Log uit /  Bijwerken )

Facebook foto

Je reageert onder je Facebook account. Log uit /  Bijwerken )

Verbinden met %s