Auditfile [2]

In 2017 schreef ik over het fenomeen ‘auditfile’. Een jaar later lees ik in een artikel in AccountancyVanmorgen dat de auditfile zelfs tot de rechtspraak is doorgedrongen.
Op 1 oktober jl. heeft de Rechtbank Gelderland een uitspraak gewezen in een geschil tussen een belastingplichtige en de fiscus. De belastingplichtige wilde zijn auditfile niet overleggen, maar is daartoe op grond van de AWR wel verplicht:

8. In geschil is of de informatiebeschikking terecht is afgegeven door verweerder. Meer specifiek is in geschil of de auditfile dient te worden overgelegd op grond van artikel 47 van de AWR.

9. Eiseres is van mening dat de informatiebeschikking ten onrechte is gegeven omdat is voldaan aan de informatie- en administratieverplichtingen. Volgens eiseres maken de auditfiles geen deel uit van de administratie. De auditfiles zijn slechts een bewerking van de boekhouding door de vennootschap zelf, een afgeleide van de administratie met bewerkingen die persoonlijke aantekeningen bevatten en die ook onvolledig is. Bovendien blijkt uit de “Handleiding Auditfile” van de Belastingdienst, dat eiseres niet wettelijk verplicht is om de auditfile over te leggen. Ook voert zij aan dat verweerder een verrassingsaanval uitvoert als zij een controle doet met behulp van een auditfile. Als gemachtigde hoor je dan lange tijd niets en je moet dan ineens snel reageren. Eiseres concludeert tot gegrondverklaring van het beroep en tot vernietiging van de informatiebeschikking.

10. Verweerder stelt dat eiseres niet heeft voldaan aan het informatieverzoek nu zij de auditfiles niet heeft aangeleverd. Verweerder is van mening dat de auditfiles wel deel uit maken van de administratie. Omdat eiseres over de gevraagde informatie beschikt, is zij verplicht deze over te leggen. Bovendien is de conclusie die eiseres trekt uit de “Handleiding auditfile” een onjuiste interpretatie van dit stuk. Verweerder concludeert tot ongegrondverklaring van het beroep.

11. Eiseres heeft ter zitting voor het eerst gesteld dat de auditfiles van 2011 tot en met 2014 al zijn overgelegd aan de Douane en dat verweerder er dus ook over kan beschikken. Verweerder heeft deze stelling van eiseres betwist en hij heeft ook aangegeven dat hij tijdens de zitting niet kan nakijken of de auditfiles inderdaad aan de Douane zijn overgelegd.

12. De rechtbank stelt vast dat eiseres haar stelling dat de auditfiles al zijn overgelegd aan de Douane, niet heeft onderbouwd. Wel heeft zij verwezen naar een brief van verweerder van 19 december 2012, die als bijlage bij de pleitnota is gevoegd. De inhoud van deze brief maakt de stelling echter niet aannemelijk. Bovendien is de auditfile over 2015 in elk geval niet overgelegd. De rechtbank gaat er gezien het voorgaande van uit dat verweerder niet beschikt over de gevraagde auditfiles. Daar komt bij dat eiseres de auditfiles aan verweerder moet geven op zijn verzoek en niet ermee kan volstaan te verwijzen naar stukken waar verweerder aan kan komen bij de Douane. Dit geldt te meer nu gemachtigde ook heeft aangevoerd dat verweerder de van de Douane verkregen auditfile over 2010 niet mag gebruiken.

13. Verder staat vast dat eiseres de auditfiles in bezit heeft over de jaren 2011 tot en met 2015. Dit is ter zitting ook door eiseres erkend.

14. Artikel 47, eerste lid, aanhef en onder b, van de AWR bepaalt: ieder is gehouden desgevraagd aan de inspecteur de boeken, bescheiden en andere gegevensdragers of de inhoud daarvan – zulks ter keuze van de inspecteur – waarvan de raadpleging van belang kan zijn voor de vaststelling van de feiten welke invloed kunnen uitoefenen op de belastingheffing te zijnen aanzien, voor dit doel beschikbaar te stellen. Op grond van artikel 49, eerste lid, van de AWR geldt bovendien dat de gegevens en inlichtingen duidelijk, stellig en zonder voorbehoud dienen te worden verstrekt, mondeling, schriftelijk of op andere wijze – zulks ter keuze van de inspecteur – en binnen een door de inspecteur te stellen termijn.

15. De rechtbank is, gelet op de weergegeven tekst van artikel 47 en artikel 49 van de AWR, van oordeel dat eiseres verplicht is om de auditfiles over te leggen, omdat zij hierover beschikt en omdat de Belastingdienst hierom heeft gevraagd. De auditfiles kunnen namelijk van belang zijn voor de vaststelling van de feiten die nodig zijn om te beoordelen of de voldoening van omzetbelasting door eiseres over de jaren 2011 tot en met 2015 correct heeft plaatsgevonden.

16. De argumenten van eiseres maken het oordeel niet anders. De handleiding waarnaar eiseres verwijst is voor een ander doel en voor een andere doelgroep geschreven, zodat hier geen vertrouwen aan kan worden ontleend. Met betrekking tot de persoonlijke aantekeningen in de auditfiles (voor zover hiervan daadwerkelijk sprake blijkt te zijn) geldt dat deze tot de administratie zijn gaan behoren doordat zij zijn opgenomen in de digitale boekingen en zo ook in de auditfiles terecht zijn gekomen. Van een verrassingsaanval van de Belastingdienst als de auditfiles zijn overgelegd, zoals eiseres heeft gesteld, hoeft ook geen sprake te zijn. Het is immers altijd mogelijk om uitstel te vragen als binnen twee weken gereageerd moet worden op een rapport boekenonderzoek. Beide partijen hebben dat ter zitting overigens ook bevestigd. Verder stelt eiseres dat de auditfiles niet volledig zijn zonder de onderliggende gegevens en dat verweerder heeft aangegeven geen belang te stellen in die onderliggende gegevens. Als deze stelling al juist is, dan kan eiseres altijd de onderliggende gegevens zelf overhandigen indien er over een bepaald punt discussie is met verweerder. Tot slot slaagt de stelling dat sprake is discriminatie ten opzichte van belastingplichtigen die geen auditfiles hebben, ook niet, omdat geen sprake is van gelijke gevallen. Als belastingplichtigen geen auditfiles hebben, kunnen zij deze immers ook niet overleggen. Eiseres heeft de auditfiles wel en kan deze dus ook overleggen.

17. Gelet op wat hiervoor is overwogen, heeft verweerder de informatiebeschikking rechtmatig opgelegd. Eiseres heeft niet voldaan aan het verzoek om de auditfiles 2011 tot en met 2015 over te leggen, zodat het beroep ongegrond is verklaard. Ingevolge artikel 27e, tweede lid, van de AWR heeft de rechtbank een nieuwe termijn vastgesteld om eiseres in de gelegenheid te stellen om te voldoen aan de informatieverplichting. De termijn is vastgesteld op zes weken vanaf de eerste dag na die waarop deze uitspraak onherroepelijk is geworden.

Over Ellen Timmer

Weblog: https://ellentimmer.com/ ||| Microblog: https://mastodon.nl/@ellent ||| Motto: goede bedoelingen rechtvaardigen geen slechte regels
Dit bericht werd geplaatst in Belastingrecht, ICT, privacy, e-commerce en getagged met . Maak dit favoriet permalink.

Geef een reactie

Vul je gegevens in of klik op een icoon om in te loggen.

WordPress.com logo

Je reageert onder je WordPress.com account. Log uit /  Bijwerken )

Facebook foto

Je reageert onder je Facebook account. Log uit /  Bijwerken )

Verbinden met %s