Al lang is aan de orde dat grote bedrijven lange betalingstermijnen bij kleine(re) bedrijven afdwingen, zie onder meer mijn bericht uit 2014.
Inmiddels is er een nieuw initiatief, dat heeft geleid tot een wetsvoorstel dat door de tweede kamer is aangenomen. Op grond van het voorstel wordt aan artikel 119a van Boek 6 van het Burgerlijk Wetboek een nieuw lid toegevoegd, luidende:
6. In afwijking van lid 5 kunnen partijen geen uiterste dag van betaling overeenkomen van meer dan zestig dagen indien de schuldenaar een rechtspersoon is die op twee opeenvolgende balansdata, zonder onderbreking nadien op twee opeenvolgende balansdata, niet heeft voldaan aan ten minste twee van de vereisten, bedoeld in artikel 397, leden 1 en 2 van Boek 2, en de schuldeiser een natuurlijk persoon is die handelt in de uitoefening van een beroep of bedrijf of een rechtspersoon, die gedurende die periode aan ten minste twee van die vereisten heeft voldaan. Een beding in een overeenkomst in strijd met de vorige zin is nietig.
Het komt er op neer dat lange betalingstermijnen nietig zijn als degene die ze bedingt groot is in de zin van het jaarrekeningenrecht en haar wederpartij klein of middelgroot is.
Hoewel positief is dat aan dit onderwerp aandacht wordt besteed, vraag ik me af of hiermee het beoogde doel wordt bereikt, omdat er wel actie van de kleine en middelgrote ondernemingen wordt verwacht. Die actie kan er toe leiden dat de commerciële relatie wordt beëindigd.
Meer informatie:
- Wetsvoorstel zoals door de tweede kamer is aangenomen
- Dossier overheid.nl