Uit een bericht op Bijzonder Strafrecht blijkt dat er een boek is geschreven over de ontwikkelingen in het strafrechtelijke begrip witwassen, dat ook essentieel is voor de (bestuursrechtelijke) antitwitwaswetgeving. Onder meer staat in het bericht:
Kern van het boek is het werkingsbereik van de delictsomschrijvingen, welke dusdanig ruim is uitgevallen dat ook in het maatschappelijk verkeer onschuldige, zelfs gebruikelijke handelingen hieronder kunnen vallen. Tevens wordt geconstateerd dat de Hoge Raad in recente rechtspraak heeft goedgekeurd dat het bewijs ter zake van witwassen reeds op aanmerkelijk vereenvoudigde wijze kan worden geleverd. De huidige toepassing van de zelfstandige strafbaarstellingen heeft vooralsnog niet geleid tot een omkering van de bewijslast, maar de grenzen van het recht op een eerlijk proces ex artikel 6 EVRM (onschuldpresumptie en het nemo-teneturbeginsel) raken in zicht, zo concludeert de auteur. Justitie gebruikt de witwasartikelen immers niet alleen tegen de georganiseerde criminaliteit, maar vooral om een veroordeling te verzekeren in gevallen waarin het grondmisdrijf onbewijsbaar is, dan wel louter om het strafmaximum op te voeren.
Gezien de in deze studie besproken problematiek blijkt een beperking van het werkingsbereik van de delictsomschrijvingen zeer zeker wenselijk. Teneinde een aanzet te geven voor de nodige verbetering zullen verschillende alternatieven daartoe worden uitgewerkt.
Zie het bericht voor bestelinformatie.

