Privacy First maakte bekend dat zij duikt in de wereld van connected cars. De nieuwe ‘slimme’ auto’s zijn computers op wielen, waarover Privacy First schrijft:
Inmiddels zijn we decennia verder en lijken auto’s met name onderhuids nog maar weinig op hun voorgangers. Nieuwe exemplaren zijn vaak elektrisch en beschikken over allerlei rijhulpsystemen (Advanced Driver-Assistance Systems), waarvan er om veiligheidsredenen inmiddels een flink aantal door de EU verplicht is gesteld. Denk aan noodremsystemen, rijbaanassistentie en automatische snelheidsbeperking.
Autotechniek schrijdt logischerwijs voort, maar er is één ontwikkeling in het bijzonder die ten aanzien van autogebruik en mobiliteit zorgt voor radicale verandering: verbinding met het internet. Alle modellen die nu worden gefabriceerd, zijn voorzien van een simkaart en staan te boek als ‘connected’. Het aantal ‘connected cars’ groeit gestaag: in de meeste (Westerse) landen zullen ze binnen enkele jaren in de meerderheid zijn. Dat levert een schat aan nieuwe mogelijkheden op.
Als het aan fabrikanten en overheden ligt worden voertuigen een integraal onderdeel van het Internet of Things. Binnen dat internet der dingen, dat volop in ontwikkeling is, wisselt een oneindig aantal objecten, apparaten en systemen gegevens met elkaar uit. Connected cars staan in verbinding met elkaar (Vehicle-to-Vehicle, V2V), hier en daar al met infrastructuur zoals stoplichten (Vehicle-to-Infrastructure, V2I) en op den duur, zo is de bedoeling, al het andere waarmee een connectie wenselijk of noodzakelijk is (Vehicle-to-Everything, V2X). Dat kunnen ook de smartphones of smartwatches van voetgangers zijn (Vehicle-to-Pedestrians, V2P).
Dergelijke vormen van communicatie moeten van steden slim-opererende omgevingen maken (smart cities). Connected cars moeten daarnaast zorgen voor meer verkeersveiligheid, efficiëntere routes, minder files, zuiniger rijden en trivialer zaken zoals het makkelijker kunnen vinden van een parkeerplaats. Comfort, gebruiksgemak en efficiëntie voeren de boventoon, maar voor de automobilist is er ook een keerzijde.
Grote hoeveelheden data die moderne auto’s genereren (tot wel 25Gb per uur) worden regelrecht of via een tussenpartij teruggestuurd naar de fabrikant, zij het soms met enige vertraging. Connected cars, ook wel smart cars genoemd, staan namelijk eerst en vooral in contact met wat vaak wordt aangeduid als de Original Equipment Manufacturers (‘OEMs’). Dat gebeurt met het oog op het monitoren van prestaties, (voorspelbaar) onderhoud, software-updates (steeds vaker over the air) en algehele productverbetering.
Het gaat echter niet alleen om technische data zoals oliepeil, motortemperatuur, brandstofverbruik, en kilometerstand, óók persoonsgegevens (personally identifiable information, PII) worden verzameld. In veel gevallen is dat niet zozeer uit noodzaak, als wel om commerciële redenen. Lang niet iedere automobilist is hiervan op de hoogte. De door autofabrikanten ontwikkelde telefoonapps om op de hoogte te blijven van de algehele status van een auto, blijken eveneens meer persoonlijke data te verzamelen dan nodig. Daarmee is de auto het zoveelste instrument geworden dat de privacy van honderden miljoenen mensen onder druk zet. De beeldspraak is inmiddels wat afgezaagd, maar de nieuwste auto’s kan je met recht smartphones op wielen noemen.
Voorkeurinstellingen, rijgedrag, routes, GPS-locaties, bestemmingen, tijdstippen, camerabeelden van binnen en buiten de auto, allerlei gevoelige informatie uit je telefoon die is aangesloten op de boordcomputer evenals bijvoorbeeld gezondheids- en biometrische gegevens kunnen immers allemaal worden bijgehouden en verzameld.
Dergelijke informatie is waardevol en daarom gewild. In algemene zin geldt: hoe meer relevante voertuigdata, hoe groter winsten van fabrikanten in potentie kunnen uitvallen. Consultancybedrijf Capgemini schat dat de markt van voertuigdata in 2030 wereldwijd tot wel 800 miljard dollar waard kan zijn. Naar verwachting levert de vergaarde data over enkele jaren meer op dan regulier onderhoud. Het zijn echter niet alleen de automerken die op voertuigdata azen.
De fabrikanten worden omringd door een web van toeleveranciers en bedrijven gespecialiseerd in software, infotainment, telematics, telecommunicatie en dataverwerking en -analyse. Ook importeurs, dealers, secundaire marktpartijen zoals garagehouders (de aftermarket), verhuurbedrijven en bijvoorbeeld verzekeraars maken onderdeel uit van dit ecosysteem. Deze partijen werken samen, zijn van elkaar afhankelijk maar zijn met tegengestelde belangen soms ook met elkaar in concurrentie. Gemene deler is dat iedereen een graantje wil meepikken van de lucratieve (persoons)gegevens die voertuigen genereren.
Over dit thema is Privacy First een project gestart, waarmee ze meer inzicht willen krijgen in de machtsverhoudingen en de praktijk van de grootschalige dataververgaring door de auto-industrie en de ‘nieuwe’ verdienmodellen die ontstaan.
In het uitvoerige artikel wordt beschreven dat het onderwerp al in de aandacht staat en dat de AVG-risico’s (onder meer privacy, gegevensbescherming) groot zijn.
Privacy First besluit met te melden dat zij zich zullen concentreren op de vraagstukken die ontstaan door het ‘connected’ zijn van auto’s. Daarover zullen zijn op een speciale pagina publiceren.
Security.nl schreef over het project en maakte melding van recent ontdekte beveiligingsproblemen:
Vorige week lieten beveiligingsonderzoekers nog zien hoe auto’s van Kia, Honda, Infiniti, Nissan en Acura alleen met behulp van een VIN-nummer op afstand zijn te openen en starten. Verder ontdekten de onderzoekers andere kwetsbaarheden waardoor het mogelijk was om gegevens van eigenaren van Toyota, Ford, Jaguar, Land Rover en Porsche te achterhalen.