Het bestuur van een besloten vennootschap is verantwoordelijk voor het jaarlijks tijdig bij het handelsregister deponeren van de publicatieversie van de jaarrekening, de “publicatiejaarrekening”. Nog steeds is onbekend bij veel ondernemers dat het niet of niet-tijdig deponeren ernstige gevolgen kan hebben voor de bestuurder. In faillissement kan de curator vanwege de niet-tijdige deponering de bestuurder aansprakelijk stellen voor het faillissementstekort, tenzij de bestuurder tegenbewijs levert (dat is meestal niet makkelijk).
Uitspraak Rechtbank Midden-Nederland
In een recente uitspraak van Rechtbank Midden-Nederland kwam niet-tijdige deponering ook aan de orde. In die zaak was de jaarrekening 2006 te laat gedeponeerd, de jaarrekeningen 2007 en 2008 waren op tijd en de bv ging in 2009 failliet. De curator stelde de bestuurder aansprakelijk op grond van nalatigheid bij het deponeren. Deze stelling wordt door de rechter in dit specifieke geval verworpen.
De curator verwijt de bestuurder dat de jaarrekening 2006 van gefailleerde te laat is gepubliceerd. De rechtbank gaat er van uit dat de curator refereert aan artikel 2:394 lid 3 BW, waaruit volgt dat de jaarrekening in elk geval binnen 13 maanden na einde boekjaar ter publicatie bij het handelsregister dient te worden aangeboden. Daarvan uitgaande, is de jaarrekening 2006 van gefailleerde iets meer dan twee maanden te laat gepubliceerd.
Volgens de bestuurder is dit een onbelangrijk verzuim, zodat de bewijsvermoedens van artikel 2:248 BW niet gelden. De bestuurder voert daartoe aan dat gefailleerde in de periode dat publicatie diende plaats te vinden juist van accountant was gewisseld, dat daarom de publicatie tussen wal en schip was geraakt, en dat hij toen hij dit bemerkte, direct alsnog voor publicatie heeft zorg gedragen.
De rechtbank volgt de bestuurder hierin. Volgens de rechtbank gaat het om een menselijke onoplettendheid waarvan gesteld noch gebleken is dat enige (onvoldane) crediteur van gefailleerde hierdoor nadeel heeft geleden, die na ontdekking direct is hersteld, en dat geen andere schendingen van artikel 2:394 BW zijn gesteld of gebleken, met name niet wat betreft tijdstip van opmaken en vaststellen en de inhoud van de jaarrekening 2006 of de overige jaarrekeningen van gefailleerde. Tegen deze achtergrond oordeelt de rechtbank het verzuim als onvoldoende belangrijk om de door de curator gepropageerde wettelijke fictie dat al het bestuurshandelen in de drie jaren voorafgaande aan het faillissement onbehoorlijk is geweest, te kunnen dragen.
Op dit punt ontspringt de bestuurder aan de dans.
Tot slot
Het kan niet vaak genoeg gezegd worden dat het tijdig deponeren van de publicatiejaarrekening bij het handelsregister nodig is om onnodige bestuurdersaansprakelijkheid te voorkomen! Datzelfde geldt voor de aanwezigheid van een complete administratie.
—
Aanvulling 17 december 2013
Zie over dit onderwerp de uitspraak van de Hoge Raad van 1 november 2013. Inhoudsindicatie op rechtspraak.nl:
Bestuurdersaansprakelijkheid wegens kennelijk onbehoorlijk bestuur (art. 2:248 BW). Onbelangrijk verzuim dat niet in aanmerking wordt genomen (lid 2) ziet op onbehoorlijke taakvervulling door het bestuur, niet op aandeel van individuele bestuurder. Termijnoverschrijding openbaarmaking jaarrekening (art. 2:394 lid 3 BW) onbelangrijk verzuim? Omstandigheden van het geval, hogere eisen naarmate termijnoverschrijding langer is, aanvaardbaarheid van de verklaring (vgl. HR 11 juni 1993, ECLI:NL:HR:1993:ZC0994, NJ 1993/713 en HR 2 februari 1996, ECLI:NL:HR:1996:ZC1981, NJ 1996/406). Stelplicht en bewijslast rusten op bestuurder (HR 12 juli 2013, ECLI:NL:HR:2013:BZ7189).