Rapport over bedrijfsmodellen voor advocatuur – met onjuiste subtitel met ‘maatschappelijke onderneming’

Christiaan Stokkermans [*] en Annie de Roo [**] (verbonden aan de Erasmus Universiteit) schreven het rapport ‘Alternatieve bedrijfsstructuren voor advocaten. Over de advocatuur als maatschappelijke onderneming‘, dat is gepubliceerd op overheid.nl. Zij kregen de opdracht van het WODC.

De subtitel ‘de advocatuur als maatschappelijke onderneming‘ verraste me, want advocatendiensten zijn arbeidsintensief en daarom duur. Zowel voor consument als voor het midden- en kleinbedrijf zijn het eigenlijk te dure diensten, ook al zijn er rechtsbijstandsverzekeraars en kan een kleine groep burgers beroep doen op gefinancierde rechtshulp. Ik kan me niet goed voorstellen hoe daar het etiket ‘maatschappelijke onderneming’ op kan worden geplakt.

Het begrip ‘maatschappelijke onderneming’ kom ik alleen in paragraaf 2.3.4 tegen, in een alinea over het rapport van de Commissie Van Wijmen, die spreekt over de publieke verantwoordelijkheid voor de toegang tot het recht. De ondertitel van het onderhavige rapport zou daar aan herinneren. Daarbij vergeten de auteurs dat ‘maatschappelijke onderneming’ op dit moment in een andere betekenis wordt gebruikt, zie bijvoorbeeld dit nieuwsbericht van de rijksoverheid.

‘Alternatieve’ bedrijfsstructuren
Uit de samenvatting is af te leiden dat de auteurs onderzoek hebben gedaan naar alternatieve bedrijfsstructuren (afgekort als ‘ABS’) in enige andere Europese landen. ABS wordt beschreven als:

als ABS wordt aangemerkt een kantoor waarin niet-advocaten een kapitaaldeelneming of een bestuursfunctie hebben, en/of waarin advocaten samen met niet-advocaten voor gezamenlijke rekening de praktijk beoefenen.

Dat lijkt meer op de trend dat private equity alles wil financieren, ook juridische dienstverlening, en dat dienstverleners met diepe zakken (zoals accountants en belastingadviseurs) graag advocaten willen inlijven. Met maatschappelijk ondernemen heeft dat niets te maken.

Landenvergelijking
In het landenoverzicht komen diverse thema’s aan de orde. Zo is nagegaan of advocaten met andere dienstverleners mogen samenwerken. Verder wordt de kapitaaldeelneming door derden besproken, wat in de meeste landen voor advocaten verboden is of beperkt wordt toegestaan. Een uitzondering is het VK, waar advocatenkantoren door investeerders of financiële ondernemingen gefinancierd mogen worden. Er is gekeken naar de positie van in-huis advocaten en of de regelgeving zich richt tot het kantoor of tot de advocaat. Nederland kent een U-bocht: via de regels voor advocaten worden eisen aan het kantoor gesteld.
Er is vergeleken welke privileges voor de advocatuur gelden, onder meer procesmonopolie (op bepaalde terreinen) en verschoningsrecht. Aanverwant is het onderwerp onafhankelijkheid, dat ook per land anders is. De landen verschillen op het gebied van de verantwoordelijkheid voor de advocatenregels, in Nederland doet de NOvA dat zelf.
Het enige land met al langer bestaande ABS, het VK, heeft niet laten zien dat de toegang tot het recht is verbeterd.

Onbevredigende aanbevelingen en observaties
In de passage in de samenvatting met evaluatie, conclusies en aanbevelingen kom ik niet tegen hoe men de maatschappelijkheid van het ondernemen door advocaten aankijkt.
De auteurs menen dat het toelaten van ABS kansen biedt voor praktijkmodellen die de belangen van zowel consumenten als advocaten lijken te kunnen bevorderen, al zag ik in het voorgaande nergens waar deze conclusie op is gebaseerd.
Externe financiers worden door de auteurs nuttig geacht, vanwege de investeringen die volgens hen nodig zijn op IT-gebied (onder meer in AI). Daarbij vraag ik me dan wel af waarom die investeringen per kantoor gedaan moeten worden.

Er zijn interessante observaties over de huidige advocatuur te vinden, zoals:

De kleine schaal waarop veel advocaten werken en hun wisselende kwaliteit vormen een vrij instabiel fundament onder het huidige systeem, met weinig ruimte voor structureel betere en betaalbaardere dienstverlening.

De tendens bij veel andere vrije beroepen, zoals in de medische sector (tandartsen, huisartsen) is dat praktijken worden opgekocht door investeerders. Dat leidt niet altijd tot betere kwaliteit en ook niet tot betere arbeidsomstandigheden.

Herziening van de positie van vrije beroepsbeoefenaren
Het onderwerp maatschappelijke onderneming komt in het rapport niet aan de orde.

Het rapport past wel in de al langer levende gedachte dat de positie van beoefenaars van vrije beroepen ingrijpend moet worden herzien, met voorstellen als het weghalen van de regelgevende bevoegdheid bij de beroepsorganisatie, regulering van advocatenkantoren (in plaats van de advocaten) en verruiming van de mogelijkheden om investeerders toe te laten.

 

 

[*] Voorheen langdurig verbonden aan Allen & Overy, zie onder meer deze pagina van de Erasmus Universiteit.
[**] Persoonlijke pagina bij de universiteit.

Onbekend's avatar

About Ellen Timmer

Weblog: https://ellentimmer.com/ ||| Microblog: https://mastodon.nl/@ellent ||| Motto: goede bedoelingen rechtvaardigen geen slechte regels
Dit bericht werd geplaatst in Dienstverlening - juridisch financieel [advocaten, accountants, belastingadviseurs e.d.] en getagd met , , , , , , . Maak de permalink favoriet.

1 Response to Rapport over bedrijfsmodellen voor advocatuur – met onjuiste subtitel met ‘maatschappelijke onderneming’

  1. Ellen Timmer's avatar Ellen Timmer schreef:

    Bij Accountancy Vanmorgen verscheen het artikel Sociale ondernemingen begrijpen uitstelgedrag rond maatschappelijke BV niet.
    Mijn wedervraag aan die mensen die willen dat zo’n bv er komt: wat is het nut?
    # Minder belasting betalen? (dat vindt het ministerie van Financiën vast niet goed)
    # Meer aanzien? (is daar het rechtspersonenrecht voor nodig)
    # Minder ubo-lasten? (daar heeft de not-for-profit ook ongelofelijke last van en dat interesseert de wetgever totaal niet)
    Ik heb nog steeds geen idee waarom die aparte rechtsvorm er zou moeten komen.

Plaats een reactie