De kantonrechter Rotterdam heeft een interessante uitspraak gewezen in een zaak waarin een bestuurder van een vennootschap, die geld had geleend, zich volgens geldgeefster door middel van een digitale handtekening borg zou hebben gesteld voor nakoming van een geldlening. Geldgeefster (‘eiseres’) probeerde de vermeende borg aan te spreken toen de debiteur niet betaalde. Het verweer van de bestuurder (‘gedaagde’) wordt door de kantonrechter als volgt samengevat:
4.1 (…) Hij heeft – zakelijk weergegeven en voor zover van belang – betwist dat tussen hem en [eiseres] een overeenkomst van borgtocht tot stand is gekomen. De handtekeningen onder al de documenten die [eiseres] heeft overgelegd zijn beslist niet van hem en ook het handschrift komt niet overeen met dat van hem. Het had op de weg van [eiseres] gelegen om, bij zulk sterk afwijkende handtekeningen, [gedaagde] persoonlijk te identificeren en te bevestigen dat hij betrokken zou worden bij deze lening, waartoe zij overigens ook op grond van haar zorgplicht is gehouden. Dat heeft [eiseres] nagelaten. Dat komt voor rekening en risico van [eiseres] en niet van [gedaagde] , die hier buiten staat.
De kantonrechter overweegt dat er een Europees juridisch kader is voor een gekwalificeerde elektronische handtekening (5.2, 5.3) maar dat wat er in deze zaak is gebeurd niet voldoet aan de beschreven regels en constateert (slot 5.3):
[eiseres] heeft niet gesteld en ook is niet gebleken dat het door haar gebruikte programma een gekwalificeerd middel is noch dat de handtekening is gebaseerd op een gekwalificeerd certificaat in de zin van de eidas-verordening.
zodat geen sprake is van een gekwalificeerde elektronische handtekening volgens de Europese regels.
Vervolgens wordt door de kantonrechter onderzocht of er een geavanceerde elektronische handtekening is geplaatst (5.4, 5.5) en concludeert dat dit evenmin het geval is (5.6):
Gelet op het voorgaande is de kantonrechter van oordeel dat het verificatieproces van [eiseres] vooral ziet op de contracterende onderneming en in mindere mate op de vertegenwoordigingsbevoegdheid van de afsluiter. Het enige direct aan [gedaagde] te relateren document waarover [eiseres] beschikt is de kopie van zijn paspoort. Vast staat dat er voorafgaand aan het sluiten van de overeenkomsten op geen enkel moment direct persoonlijk contact is geweest tussen [eiseres] aan de ene kant en [gedaagde] aan de andere kant, terwijl ook niet is gebleken dat partijen eerder zaken met elkaar hebben gedaan. Hoewel geen enkele methode van ondertekening bestand zal zijn tegen alle mogelijke vormen van misbruik, levert de door [eiseres] gevolgde methode een groot risico op van misbruik door personen die de beschikking hebben over de e-mailadressen en de bankgegevens van een vennootschap en over de persoonsgegevens van haar bestuurders.
De gebruikte handtekening is geen geavanceerde elektronische handtekening (5.7) maar een ‘gewone’ elektronische handtekening. Gelet daarop en gelet op het doel waarvoor de handtekening in dit geval werd gebruikt, kan de ‘gewone’ elektronische handtekening niet als voldoende betrouwbaar worden aangemerkt, aldus de kantonrechter (5.8). Dus er is geen bewijs dat de overeenkomst van borgtocht is gesloten en ander (aanvullend) bewijs is door eiseres niet aangeboden, zodat de kantonrechter de vorderingen afwijst.
Het geeft aan dat voorzichtigheid met elektronische handtekeningen is geboden.