Bob Hoogenboom schreef deze maand voor het Nyenrode Corporate Governance Instituut (NCGI) een aardige column over “naming & shaming” (pdf), ook geplaatst op accountant.nl. In wat er over dit onderwerp wordt geschreven, mis ik de aandacht voor de betekenis van moderne technische communicatiemiddelen. Ook de preadviezen die onlangs werden uitgebracht voor de Jonge VAR (zie mijn eerdere bericht) besteden hier geen aandacht aan.
In deze tijd kan allerlei informatie op eenvoudige wijze openbaar worden gemaakt en wordt dan “voor eeuwig” bewaard. Dat betekent ook dat onjuiste bekendmakingen heel lang kunnen blijven ‘rondzingen’. De schade van een onjuist gebruik door de overheid van zijn bekendmakingsbevoegdheid kan daardoor groot zijn. Maar “naming & shaming” treedt ook al op als anderen dan de overheid, zoals particulieren en journalisten, berichten verspreiden. De praktijk leert dat het heel moeilijk is als benadeelde om op te treden tegen onjuiste berichtgeving (met inbegrip van berichten over persoonsgegevens die niet in het publieke domein thuis horen).
Het wordt tijd voor een grondige studie naar de invloed van de moderne communicatiemiddelen en technieken op het Nederlandse recht, zowel op het sanctierecht (want “naming & shaming” is [ook] een straf) als op het procesrecht. Misschien moet het nog breder worden getrokken en moet worden onderzocht of er wetgeving nodig is die de bescherming van de burger tegen onjuiste “naming & shaming” (ongeacht door wie) sterk verbetert.
—
NB
Heel lang geleden toen ik nog een beetje strafrecht deed heb ik een man bijgestaan die werd beschuldigd door zijn buurvrouw van seksuele handelingen met haar dochter. Hij werd door een politiebusje opgehaald en op het politiebureau verhoord. Later bleek dat de buurvrouw niet helemaal ‘in orde’ was en dat er geen aanwijzingen waren voor misbruik.
Praktische gevolgen voor de man: echtscheiding en hij moest in een ander deel van het land gaan wonen. Een goed voorbeeld van “naming & shaming” door de politie.