Op 21 september deed de Geschillencommissie Financiële Dienstverlening van het Kifid uitspraak in een zaak die voor veel mensen van belang is.
Het betrof een echtpaar dat via een tussenpersoon in hypotheken offertes hadden aangevraagd voor een hypotheek voor een nieuwe woning. Nadat zij de koopovereenkomst voor de woning hadden getekend, waarin geen financieringsvoorbehoud hadden laten opnemen, bleek dat de tussenpersoon alleen offertes aanbood die substantieel lager waren dan de eerdere offertes. Het echtpaar was ontevreden over de tussenpersoon en startte een procedure bij de Geschillencommissie.
Indicatieve berekening
Uit de uitspraak blijkt dat het echtpaar in mei 2020 een indicatieve berekening hebben gehad van de tussenpersoon (par. 2.1-2.4) en dat zij later in het jaar – toen zij over de nieuwe woning aan het onderhandelen waren – per e-mail een nieuwe indicatieve berekening hebben opgevraagd (par. 2.6). In december 2020 hebben ze gevraagd of de eerdere berekening nog gold wat de tussenpersoon heeft bevestigd (par. 2.7). Vervolgens ontstonden problemen omdat op basis van een nieuwe berekening een minder hoge hypotheek werd verstrekt (par. 2.23, 2.24, de hypotheek was 152.850 euro lager dan verwacht). De tussenpersoon had in de eerdere offertes aangegeven dat het voorlopige berekeningen waren:
De vermelde tarieven zijn indicatief en Deze bedragen zijn slechts een indicatie van wat werkelijk mogelijk is. Controle van de acceptatienormen van de gekozen maatschappij dient te geschieden op het tabblad ‘Acceptatie’. Definitieve acceptatie geschiedt altijd door de gekozen maatschappij zelf en Aan dit overzicht kunnen geen rechten worden ontleend.
Financieringsvoorbehoud
Opvallend is dat de tussenpersoon niet heeft geadviseerd om een financieringsvoorbehoud in de koopovereenkomst op te nemen, terwijl dat wel op zijn weg lag. Immers, hij is professional en zijn klanten zijn dat niet.
Het echtpaar verweet de tussenpersoon dat hij hen niet had geadviseerd een financieringsvoorbehoud op te nemen (par. 2.23, laatste volzin). Opvallend is dat de Geschillencommissie daar geen enkele aandacht aan besteedt, terwijl dat wel voor de hand had gelegen. Immers, ook al heeft de tussenpersoon geen rol bij de koop van de woning gespeeld, als professional kan van hem wel worden verwacht dat hij adviseert dat een financieringsvoorbehoud wordt opgenomen, ook al zijn de inkomensgegevens redelijk zeker. Daar is zeker reden voor nu het echtpaar tijdens het onderhandelingsproces nog contact met de tussenpersoon hebben gehad (par. 2.6 en 2.7).
Ik ben van mening dat de Geschillencommissie had moeten oordelen dat de tussenpersoon het echtpaar had moeten adviseren een financieringsvoorbehoud in de koopovereenkomst op te nemen. Dat niet op dit argument is ingegaan, is naar mijn mening een fout van de commissie. Een uitspraak in die zin zou ook heilzaam zijn geweest voor de beroepsgroep van tussenpersonen in hypotheken, want het zou hen hebben aangezet om de informatievoorziening te verbeteren.
Gevolgschade
In de uitspraak komt verder aan de orde dat het echtpaar probeert hypothetische gevolgschade vergoed te krijgen (par. 2.24), wat me juridisch niet haalbaar lijkt.
Slotopmerking
Voorts is in dit soort zaken van groot belang dat de feiten goed worden aangedragen. Zo kan het bijvoorbeeld een groot verschil maken of de tussenpersoon de persoonlijke omstandigheden van het echtpaar goed kent uit hoofde van andere werkzaamheden die voor hen zijn verricht. Nu de belanghebbenden zelf de procedure bij de Geschillencommissie aanhangig maken, mag van de commissie een actieve houding worden verwacht.
De bindende uitspraak is hier te vinden.