Grote ondernemingen en de mensenrechten | Shell uitspraak

De Rechtbank Den Haag heeft vandaag een uitspraak gedaan in een milieuzaak tegen Shell, die het nodige stof laat opwaaien. Ook buiten de sfeer van het milieu is de uitspraak van belang.

Ik bespreek hier enige punten die mij opvallen.

Zorgplicht
Shell (in de uitspraak als RDC aangeduid) voert aan dat de oplossing van het het klimaatprobleem van de wetgever en de politiek moet komen (4.1.2). Dat kan niet op instemming van de rechtbank rekenen, die aangeeft dat RDC een zorgplicht heeft gebaseerd op artikel 6:162 BW (een ongeschreven zorgvuldigheidsnorm), die bij schending leidt tot een ‘onrechtmatige daad’. Deze zorgplicht wordt door de rechtbank ingevuld (4.1.3):

aan de hand van de relevante feiten en omstandigheden, de best beschikbare wetenschap over (de aanpak van) gevaarlijke klimaatverandering en de breed gedragen internationale consensus dat mensenrechten bescherming bieden tegen de gevolgen van gevaarlijke klimaatverandering en dat bedrijven mensenrechten moeten respecteren

Uit die zorgplicht vloeit voort dat Shell verplicht is om de CO2 uitstoot te reduceren (4.4.1), waarbij voor de invulling van de zorgvuldigheidsnorm onder meer de positie en invloed van Shell in de wereld een rol speelt (4.4.2).

EVRM / IVBPR
Ook de mensenrechten spelen bij de invulling van de norm een rol, in de uitspraak worden artikelen 2 en 8 Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM) en de artikelen 6 en 17 Internationaal Verdrag inzake Burgerrechten en Politieke Rechten (IVBPR) genoemd (4.4.9). Het betoog van Shell dat eisers geen aanspraken kunnen ontlenen aan mensenrechten in het kader van klimaatverandering, wordt door de rechtbank verworpen.

UN Guiding Principles (UNGP) / OESO-richtlijnen
Voorts zoekt de rechtbank aansluiting bij de UN Guiding Principles (UNGP) en de OESO Richtlijnen voor Multinationale Ondernemingen (de OESO-richtlijnen) en overweegt (4.4.11):

De Europese Commissie verwacht sinds 2011 dat Europese bedrijven voldoen aan de verantwoordelijkheid van bedrijven om mensenrechten te respecteren, zoals verwoord in de UNGP. [47] De UNGP lenen zich daarom ervoor om als leidraad te dienen bij de invulling van de ongeschreven zorgvuldigheidsnorm.

[47] Europese Commissie 2011, Een vernieuwde EU-strategie 2011-2014 ter bevordering van maatschappelijk verantwoord ondernemen, (op. cit. nt. 5).

Shell voerde aan dat er verschillen tussen bedrijven en staten zijn, aangaande mensenrechtenverplichtingen. Daarvan zegt de rechtbank dat dit zo is, maar dat dit niet wegneemt dat de in de UNGP geformuleerde verantwoordelijkheid voor bedrijven om de mensenrechten te respecteren een mondiale gedragsnorm is waaraan alle bedrijven geacht worden zich te houden, waar ze ook actief zijn. Voorts overweegt de rechtbank (4.4.13/4.4.14):

Ze staat los van het vermogen en/of de bereidheid van staten hun eigen verplichtingen inzake de mensenrechten na te komen en doet aan die verplichtingen niets af. Ze heeft voorrang boven de nationale wet- en regelgeving ter bescherming van de mensenrechten. Bedrijven kunnen dus niet volstaan met het volgen van de ontwikkelingen en de maatregelen die staten nemen; zij hebben een eigen verantwoordelijkheid.

4.4.14. Uit de UNGP en andere soft law instrumenten kan worden afgeleid dat internationaal algemeen aanvaard is dat bedrijven mensenrechten dienen te respecteren. Het gaat daarbij om de in het IVBPR verankerde mensenrechten en andere ‘internationaal erkende mensen-rechten’ [50], zoals het EVRM.

[50] Principe 12 UNGP.

In 4.4.15 wordt aangegeven dat de verantwoordelijkheid om mensenrechten te respecteren grote gevolgen heeft (waarbij wel met de omvang van de onderneming wordt rekening gehouden, aldus 4.4.16):

4.4.15. De verantwoordelijkheid om mensenrechten te respecteren houdt in dat bedrijven zich moeten onthouden van inbreuken op de mensenrechten van anderen en negatieve gevolgen op mensenrechtengebied waarin zij een aandeel hebben moeten aanpakken. [52] Het aanpakken van negatieve gevolgen op mensenrechtengebied houdt in dat maatregelen genomen moeten worden om deze gevolgen te voorkomen, te beperken en waar nodig te verhelpen. Dit is een mondiale gedragsnorm waaraan alle bedrijven geacht worden zich te houden, waar ze ook actief zijn. Zoals hiervoor vermeld, staat deze verantwoordelijkheid van bedrijven los van het vermogen en/of de bereidheid van staten hun eigen verplichtingen inzake de mensenrechten na te komen en doet aan die verplichtingen niets af. [53] Deze verantwoordelijkheid van bedrijven is niet optioneel. [54] Zij geldt overal en ongeacht de lokale wettelijke context [55] en is niet passief:

“Respecting human rights is not a passive responsibility: it requires action on the part of businesses.” [56]

[52] Principe 11 UNGP.
[53] Toelichting principe 11 UNGP.
[54] Vgl. vraag 7 in de Interpretive Guide (“Is the responsibility to respect human rights optional for business enterprises?” “No”).
[55] Principe 23 UNGP.
[56] Interpretive Guide vraag 18, p. 23.
[57] Principe 14 UNGP.

Van Shell mag vanwege de omvang en de positie in de wereld veel worden verwacht (4.4.16).

CO2-reductiebevel
Daarna worden klimaattechnische onderwerpen besproken en komt de rechtbank tot de beslissing om een CO2-reductiebevel op te leggen aan Shell (RDS) dat als volgt is geformuleerd:

5.3. beveelt RDS zowel rechtstreeks als via de vennootschappen en rechtspersonen die zij in haar geconsolideerde jaarrekening pleegt op te nemen en waarmee zij tezamen de Shell-groep vormt, het gezamenlijk jaarlijks volume van alle aan de bedrijfsactiviteiten en verkochte energie dragende producten van de Shell-groep verbonden CO2-emissies naar de atmosfeer (Scope 1, 2 en 3) zodanig te beperken of doen beperken dat dit volume aan het eind van het jaar 2030 ten minste zal zijn verminderd met netto 45% in vergelijking met het niveau van het jaar 2019;

Bredere betekenis uitspraak
Mensenrechten omvatten meer dan klimaat, wat betekent dat grote ondernemingen ook op andere terreinen kunnen worden aangesproken op het naleven van maatschappelijke verplichtingen.

 

Meer informatie:

  • Bericht op de site van de rechtspraak. Uitspraak: Nederlands, Engels
  • Vele berichten in de media, onder meer NOS, NRC, CNBC.
  • A.F. Verdam, WPNR 7360, d.d. 26 februari 2022, artikel: Bepaling van milieubeleid van ondernemingen. Niet toetsbaar aan onrechtmatigedaadsrecht, maar aan vennootschappelijke normen.
  • Vakliteratuur volgens rechtspraak.nl: PS-Updates.nl 2021-0450; OGR-Updates.nl 2021-0124; S&E FR 2021/21, UDH:S&E FR/50609 met annotatie van Minke Hoekstra; JM 2021/95 met annotatie van Douma, W.Th.; JOM 2021/278; S&E FR 2021/26; UDH:S&E FR/50608 met annotatie van Minke Hoekstra; JA 2021/93 met annotatie van Kuiper-Slendebroek, B.A.; M en R 2021/86 met annotatie van B. Arentz
    RAV 2021/68; JOR 2021/208 met annotatie van Biesmans, S.J.M.; JBPr 2021/43 met annotatie van Barbiers, D.L., Stein, D.F.H.; JONDR 2021/712 (18 maart 2022).

 


Aanvulling 15 maart 2022
Artikel Verdam toegevoegd. Vakliteratuur genoemd.

Over Ellen Timmer

Weblog: https://ellentimmer.com/ ||| Microblog: https://mastodon.nl/@ellent ||| Motto: goede bedoelingen rechtvaardigen geen slechte regels
Dit bericht werd geplaatst in Grondrechten en getagged met , , , , , . Maak dit favoriet permalink.

2 reacties op Grote ondernemingen en de mensenrechten | Shell uitspraak

  1. tineke lambooy zegt:

    Goede samenvatting Ellen Timmer. Wij gebruiken het in de colleges op Nyenrode.

Geef een reactie

Vul je gegevens in of klik op een icoon om in te loggen.

WordPress.com logo

Je reageert onder je WordPress.com account. Log uit /  Bijwerken )

Twitter-afbeelding

Je reageert onder je Twitter account. Log uit /  Bijwerken )

Facebook foto

Je reageert onder je Facebook account. Log uit /  Bijwerken )

Verbinden met %s